(BERGH)AFWAARTS

Het boek: ‘Corruptie op het hoogste niveau’, van ondernemer Gerard van den Bergh, zette Suriname afgelopen week op zijn kop, niet in de laatste plaats vanwege het ontwerp van het kaft van het omstreden boek. Ook de inhoud laat niet om zich liegen. De Nederlandse ondernemer en zijn pennenvrucht waren onderwerp van krantenkoppen, deurwaardersexploten en een staaltje nationalistisch theater in De Nationale Assemblee, door de president van de Republiek Suriname.

De andere twee iconen op het kaft, de minister van Landbouw, Veeteelt en Visserij en de bruidegom in het mislukte zakelijk huwelijk, Vijay Kirpalani, laten de regeringsleider schijnbaar de hete kolen voor hen uit het vuur halen, want hun reactie werd niet van de van koepel ontdane hoge toren van Financien afgebulderd.

Toch kunnen wij de president niet helemaal ongelijk geven, wanneer hij er de aandacht voor vraagt, hoeveel wij als Surinamers toelaatbaar achten, wanneer buitenlandse ondernemers de grenzen van onze gastvrijheid opzoeken. Laten wij niet vergeten dat op meerdere punten, de ondernemer in kwestie in zijn vele rechtszaken in Suriname, in het ongelijk gesteld is, in meerdere uitspraken. Hij heeft niet de basisstappen ondernomen die op het gebied van intellectueel eigendom nodig zijn, door toestemming te verzoeken aan zowel degenen aan wie het portretrecht toekomt, als aan de fotografen of eigenaren van het intellectueel eigendom van de beelden die gebruikt zijn. Hij heeft geen mate van objectiviteit betracht door de personen in kwestie eerst aan te schrijven met een verzoek om reactie. En, meer nog, heeft hij zijn beschuldigingen niet beperkt tot de plaats waar hij om treurt dat het misgegaan is, maar heeft internationale media te woord gestaan en de publicatie van het boek, buiten de landsgrenzen, tot een missie gemaakt.

Niet alleen de presidentiële en ministeriële neuzen worden daarmee geschonden, ons volledig internationaal aangezicht krijgt klappen te verwerken. Voornamelijk gezien het feit dat de voetafdruk van Kirpalani, zakelijk gezien, misschien wel de grootste en meest markante is van alle betrokkenen en hij bovendien niet lang tevoren als regeringscommissaris, toezicht en advies bij de Centrale Bank van Suriname als verantwoordelijkheid had. Een internationale lezer of investeerder die de teksten van Van Den Bergh in het boek of in zijn interviews als vertrekpunt neemt, zal niet geneigd zijn Suriname snel op te zoeken. En juist in de agrarische sector, waarin wij beleid moeten gaan ontwikkelen als wij ons tot een export hub willen ontwikkelen, is de potentiële schade het grootst en meest ingrijpend. Als Van den Bergh het publieke debat wenst aan te wakkeren, is dat zijn goed recht. Maar zijn keuze voor sensatie en zijn beschuldigingen, zijn toondoof voor de verhoudingen tussen beide landen en het minimum aan respect, dat opgebracht moet worden voor instituten en voor belangen van nationaal niveau, zonder aanzien des persoons.

Interne politieke tegenstanders of zakelijke concurrenten van het triumviraat op het kaft uitgebeeld, die springen op een paradewagen die onze eigen nationale kleuren besmeurt, maken een kortetermijnkeuze, die onze natievorming en ontwikkeling onnodig vertraagt. Het zou beter zijn het verhaal van alle zijden aan te horen en dat gaat nu eenmaal beter, als sensationeel taalgebruik en mediastunts niet de toon van de discussie neerhalen tot een niveau, waarop alleen maar onderbuikgevoelens gaan tellen.

A.A.

More
articles