Hockeystick en dilemma

In januari 2021 publiceerde de Surinaamse Regering het Crisis en Herstelplan 2020-2022 (verder: CHP). In dit plan wordt in de eerste plaats een analyse weergegeven van de economische ontwikkeling van de afgelopen jaren. Vervolgens gaat het plan in op de maatregelen die de Regering wil nemen met als doel Suriname uit de economische crisis te halen.

De Regering is inmiddels bijna een jaar aan de macht, na de inauguratie op 16 juli 2020. De verwachtingen waren en zijn nog steeds hoog gespannen, maar er klinken ook steeds meer kritische geluiden door die mogelijk wijzen op een aftakeling van vertrouwen.

Met een staatsschuld van ongeveer 45 miljard SRD in november 2020 (ongeveer USD 2,6 miljard) ziet de Regering zich geplaatst voor een levensgroot probleem. Een dergelijke staatsschuld kan bij de huidige stand van de economie niet worden afgelost en dit betekent dat toekomstige generaties Surinamers met de gevolgen daarvan zullen worden opgezadeld. Het CHP is helder. Na betaling van aflossingen en rente houdt de Regering SRD 2,2 miljard over om verplichtingen ter waarde van SRD 9,4 miljard te betalen. Met andere woorden: er is een tekort aan geld van SRD 7,2 miljard, wat niet zomaar extra kan worden verdiend.

Om uit een dergelijke economische crisis te geraken is in de eerste plaats veel geduld nodig. De crisis wordt niet binnen afzienbare tijd overwonnen en er zullen drastische maatregelen nodig zijn om de ontwikkeling van de economie in positieve zin te doen wijzigen. Ook ten aanzien van de te nemen maatregelen geeft het CHP informatie. Zo worden plannen ontwikkeld gericht op zes terreinen:

  • Monetair
  • Fiscaal
  • Reële economie
  • Sociaal
  • Bestuur en
  • Covid-19

Eén van de concrete stappen die inmiddels zijn ondernomen is dat afspraken met het IMF zijn gemaakt die hebben geleid tot een “Staff Level Agreement” van US$ 690 miljoen voor een periode van 36 maanden (2021-2024), waarvan een bedrag van bijna US$ 60 miljoen onmiddellijk beschikbaar komt nadat de executive board van het IMF de overeenkomst heeft goedgekeurd. Dat geeft lucht. Echter, overeenkomsten met het IMF moeten niet worden gezien als gratis geld of manna dat uit de hemel komt vallen. Eén van de belangrijke eisen die er tegenover staan is dat sprake moet zijn van een vrije koersvorming van de SRD ten opzichte van de US dollar en de Euro. Elke poging van de politiek om de koers van de SRD ten opzichte van andere valuta (vooral de US Dollar en de Euro) te fixeren is gedoemd om te mislukken. De koers van de eigen valuta ten opzichte van andere valuta is een reflectie van de ruilverhouding van de Surinaamse economie ten opzichte van andere economieën. Als de koers door de politiek en via de Centrale Bank wordt gefixeerd, dan ontstaat onmiddellijk een verschil tussen de officiële koers en de zogenaamde ‘straatkoers’, die doorgaans aanzienlijk boven de officiële koers ligt. De ‘straatkoers’ is meer de reflectie van de economische ruilverhouding dan de officiële koers die door de Centrale Bank wordt vastgesteld.

Het gevolg van het vrij laten van de wisselkoers leidt tot de zogenaamde hockeystick in de economische ontwikkeling. De hockeystick loopt naar beneden tot het dieptepunt, waarna de hockeystick weer omhoog gaat. Deze beweging zal zich ook in de economie voordoen.

Het gevolg van het vrij laten van de wisselkoers zal tot gevolg hebben dat de koers van de US dollar en Euro zal stijgen en dat de import van goederen, gemeten in SRD, duurder zal worden. De gewone Surinamer zal dit vrijwel direct merken doordat de prijzen in de winkel omhoog gaan, de brandstof en andere energie duurder worden en voor hetzelfde bedrag aan SRDs steeds minder kan worden gekocht (inflatie). Het is overduidelijk dat dit proces al enige tijd gaande is. De gewone Surinamer heeft steeds meer moeite om op vrijdagavond, voor de lockdown, de koelkast voldoende gevuld te krijgen met voedsel voor het gezin gedurende het weekend. Steeds meer Surinamers komen niet langer rond van het geld dat ze verdienen en doen een beroep op voedselpakketten en (financiële) hulp uit het buitenland. De hockeystick betekent dat de economische pijn eerst erger wordt totdat het dieptepunt is bereikt, waarna er ruimte voor verlichting gaat ontstaan.

Wat mag van de Regering worden verwacht? Zeker geen wonderen en een snelle oplossing van de problemen. De traditionele aanpak van de economische problemen van Suriname is in één woord: bezuinigen. Dat klinkt mooi en sluit ook naadloos aan op de problematiek zoals die hiervoor is geschetst. Er is gewoon te weinig geld om aan alle verplichtingen te kunnen voldoen, dus er moet worden bezuinigd. De Staat moet minder gaan uitgeven.

Dit klinkt als een steriele aanpak van het probleem en dat is nu juist waarom de aanpak van de economische problemen tot enorme dilemma’s leidt. Terug naar het CHP waaruit blijkt dat één van de grote kostenposten van de Regering het ambtenarenapparaat is, dat in het sociale vangnet leidt tot de hoogste kosten voor de Regering. In de nadagen van de vorige Regering is een fors aantal ambtenaren aangenomen waardoor de kosten van het apparaat verder zijn toegenomen. De makkelijke uitweg zou zijn: ontslag van alle overbodige ambtenaren, maar de realiteit is robuust en ontslag is niet zomaar een vrije optie. De Regering heeft alternatieven zoals grondhuurverhogingen, solidariteitsheffingen, verhoging van indirecte belastingen en verminderen of afschaffen van de EBS subsidies. Wat de Regering ook doet, het leidt ertoe dat de burger zal worden geconfronteerd met hogere lasten in een tijd dat de burger steeds moeilijker kan rond komen. De Regering staat aldus voor een duivels dilemma. Gezond maken van de economie leidt tot lastenverzwaring van de burger en wellicht tot maatschappelijke onrust. Het ontzien van de burger leidt tot een langere periode van economie neergang en zal de overeenkomst met het IMF onder druk gaan zetten. Beide alternatieven hebben grote nadelen. Het gaat dus om een zuiver dilemma.

Waar zou de Regering de nadruk op kunnen leggen in de komende periode? Het CHP geeft enkele aanknopingspunten en ik voeg er nog een enkele aan toe.

Suriname is, zoals veel landen die rond de evenaar liggen, rijk aan grondstoffen en natuurlijke hulpbronnen. De vraag die opkomt is waarom zoveel landen rond evenaar die natuurlijke rijkdom niet hebben kunnen omzetten in een welvarende economie? Het antwoord op die vraag is ten dele dat de export van grondstoffen en natuurlijke hulpbronnen slechts weinig economisch toegevoegde waarde oplevert. Een voorbeeld is de export van hout, waarbij ik niet inga op de problematiek van de houtconcessies. Er zijn gebieden in de wereld waar huizen worden vernietigd door natuurrampen (tornado’s, branden, overstromingen). Suriname zou een houtindustrie kunnen opzetten waar panelen worden gefabriceerd waarmee snel nieuwe huizen kunnen worden gebouwd. Deze panelen kunnen naar die gebieden worden geëxporteerd waar vernietiging van huizen voorkomt. Daarmee wordt meer economische toegevoegde waarde in Suriname gehouden en de export levert ook meer dollars of euro’s op.

Suriname heeft olie gevonden in het Surinaamse territoriale deel van de Atlantische Oceaan. Op zich een potentieel belangrijke bron van inkomsten, hoewel nog wel veel geld moet worden geïnvesteerd om die olie te kunnen exploiteren. De vraag is of de verrijking van de olie in Suriname kan plaatsvinden waardoor opnieuw toegevoegde waarde in Suriname blijft. De keerzijde van de olievondst is dat de wereld zich steeds meer afzet tegen fossiele brandstoffen en dat het vonnis van de rechter in Den Haag tegen Shell van 26 mei 2021 verregaande gevolgen zal hebben voor de wereldwijde olie-industrie en andere industrieën die CO2 uitstoten.

Een ander punt waaraan de Regering kan denken is privatisering van parastatale bedrijven. In de eerste plaats is het mijns inziens niet een taak van de overheid om ondernemingen de runnen of te managen. In de tweede plaats leert de ervaring dat overheidsbedrijven in veel gevallen niet efficiënt zijn en onnodig hoge kosten hebben. Het CHP is volstrekt duidelijk waar het op pagina 33 gaat om de inefficiëntie van EBS. Maar, EBS is niet het enige bedrijf dat zou kunnen worden geprivatiseerd. Sta toe dat er concurrentie komt bij het aanbod van nutsdiensten. Dit zal leiden tot een natuurlijke drang tot efficiëntie en uiteindelijk tot prijsverlaging voor de consument.

Privatisering, en daarmee het nadrukkelijk betrekken van de private sector in de verbetering van economische situatie, leidt tot meer efficiëntie, tot een lagere kostprijs en daarmee tot lagere kosten voor de Surinaamse burger. Het is de taak van de Regering om inbedding van private bedrijven in de economie mogelijk te maken, ofwel te zorgen voor een gedegen economische infrastructuur. Daarbij hoort minder bureaucratie. Bied ruimte voor private bedrijven om zich te ontwikkelen. De enige die echt kostenreductie kan bewerkstelligen en efficiëntie kan bevorderen is de private sector en niet de overheid. De Regering moet de mogelijkheid om zaken te doen in Suriname drastisch vergemakkelijken. Het land staat op de 162ste plaats (van de 190) voor wat betreft het gemak van zaken doen, aldus een overzicht van de Wereldbank in 2020. Ook op andere lijstjes waarop landen met elkaar worden vergeleken ten aanzien competitiveness staat Suriname er niet goed voor (CHP, pag. 32). Te veel ambtenaren en te veel overheid leidt tot te veel bureaucratie, nietszeggende formulieren, tijdverlies, hoge kosten, belangrijkdoenerij en nutteloze uniformen. Maak het zaken doen makkelijker, stimuleer private ondernemingen en het creëren van economisch toegevoegde waarde, waarna de Staat uiteindelijk ook belasting kan heffen en de nodige inkomsten kan genereren.

Tenslotte nog kort over Covisd-19. We moeten ons realiseren dat het CHP dateert van januari 2021. Nadien heeft het Covid-19 virus genadeloos toegeslagen in Suriname. Het land is eind mei 2021 in een totale lockdown gegaan, terwijl er al weken lang sprake was van een beperkte lockdown. Met name het midden- en kleinbedrijf ondervindt hiervan de schade. Aan de economie is door Covid-19, zeker in het eerste halfjaar van 2021, veel schade toegebracht. Dit betekent dat de cijfers die in het CHP van januari 2021 zijn opgenomen inmiddels wellicht nog slechter zijn dan toen voorgesteld.

Prof. Dr. Peter Diekman RA

Hoogleraar Anton de Kom Universiteit van Suriname

31 mei 2021

More
articles