Regering zal Uitzonderingstoestand misbruiken

In de eerder aangepaste Comptabiliteitswet, heeft de minister van Financiën, Gillmore Hoefdraad heel wat mogelijkheden gecreëerd om aan geld te komen bij een noodtoestand en/of rampen. In artikel 14 van deze wet staat dat de noodreserve gebruikt kan worden bij rampsituaties, zwaar menselijk lijden, materiële, economische of milieuschade. In artikel 67 wordt de comptabele noodwetgeving geregeld. Bij Staatsbesluit kan worden afgeweken van de wet in geval van buitengewone omstandigheden. Naar wij vernemen, lopen de kasreserves in zo een dergelijke noodtoestand gevaar, omdat de regering zich in zo een geval niet hoeft te houden aan de Bankwet. Juristen bevestigen tegenover de krant, dat de regering bij het uitroepen van een noodtoestand, kan lenen wat ze wil en verkopen wat ze wil. De noodwet zal de regering misbruiken om de “gestolen” kasreserves goed te praten en indien het ze toch mocht lukken, zullen zij de verkoop van de Staatsolie deelname van 20% schuiven op de noodsituatie in het kader van “Covid-19”.

Volgens deskundigen bevat de Wet Uitvoering Uitzonderingstoestand (WUU) geen voorwaarden of tijdstip van beëindiging van de Uitzonderingstoestand. De Memorie van Toelichting bepaalt de duur tot maximaal een half jaar (drie maanden en een eenmalige verlenging van nog drie maanden). Artikel 3 lid 1 WUU voorziet niet in vertegenwoordiging van de oppositie in de commissie. Er bestaat een ernstige dreiging, dat de commissie de taakvervulling van de Nationale Assemblee, onconstitutioneel zal vervangen. Volgens de WUU kunnen de genoemde buitengewone maatregelen getroffen vanwege een situatie ‘in verband met de bescherming van de algemene veiligheid van burgers’, in het oordeel van de Regering alleen.

Deze algemene grond houdt geen verband en hoeft, naar formulering, geen verband te houden met COVID (of de aanleiding voor toekomstige uitzonderingssituaties) en is naar de vrije interpretatie van de regering zelf en alleen, derhalve wijd open voor misbruik en/of willekeur.

Als er wordt gekeken naar artikel 5 lid 3 van de WUU, dan is de regering bevoegd maatregelen te treffen ten aanzien van degenen die onjuiste berichten of voor de samenleving gevaarlijke informatie verspreiden, verband houdende met de in de afkondigingswet van de uitzonderingstoestand aangegeven situatie, met het doel deze berichtgeving te voorkomen, onverminderd de toepasselijkheid ter zake van het Wetboek van Strafrecht en overige wettelijke regelingen. Voor een mediahuis is dit artikel onacceptabel en een beperking van de vrijheid van meningsuiting. Enkel door rechterlijke toets behoort vastgesteld te kunnen worden, welke informatie onjuist of gevaarlijk zou zijn. De regering zelf dat oordeel laten nemen, opent de deur naar censuur.

More
articles