Afkeuring buitenlandse leningen geen aangelegenheid PG alleen

Het al dan niet goedkeuren of afkeuren van leningen die met het buitenland worden aangegaan, is niet alleen de aangelegenheid van de procureur-generaal (PG) Roy Baidjnath Panday. De PG heeft in een interview met een lokaal radiostation, gezegd dat het gaat om twee typen leningen bij het aangaan van leningen door de staat door tussenkomst van de minister van Financiën. Het gaat om leningen die worden aangegaan met binnenlandse financierders en leningen met financierders uit het buitenland. Voor leningen met de binnenlandse finacierder, wordt er geen legal opinion van de PG ge-vraagd. Voor leningen van financierders uit het buitenland, wordt er wel een legal opinion verstrekt indien de financierders erom vragen.
De legal opnion houdt in dat de leenovereenkomst beoordeeld zal worden om te zien als de overeenkomst in strijd is met de nationale wetgeving, wie de lening aangaat en als de persoon die de lening aangaat, bevoegd is. Baidjnath Panday legde uit dat het verzoek voor het verstrekken van een legal opinion, komt vanuit het ministerie van Financiën. Het verstrekken van de opinie of een contract voldoet aan de Suri-naamse wetgeving en geschiedt op basis van documenten afkomstig van instanties die in Suriname bij wet zijn benoemd als bevoegde autoriteiten.

“Ik treed niet in de inhoudelijke beoordeling van wat mij wordt bericht. Ik acht mij daartoe niet in staat en competent. Ik moet dus vertrouwen dat wat mij wordt aangeboden, strikt conform de wettelijke bepaling is, die ik vervolgens betrek in het geven van een legal opinion”, aldus de PG.
Om de bevoegdheid van de persoon die de lening aangaat aan te tonen, wordt een on-derliggend document gevraagd. Dit is vaak een toestemming van de president van Suriname. Daarnaast wordt altijd een verklaring van het Bureau voor de Staats-schuld gevraagd, die bij wet is aangewezen als autoriteit voor het verschaffen van informatie over het al dan niet beantwoorden van de lening en het criterium van de Wet op de Staatsschuld in het opzicht van het leningenplafond. Om te zien als het contract dat wordt aangegaan met de buitenlandse kredietverschaffer aspecten bevat op het stuk van de totale betalingen vanuit de deviezenstroom naar het buitenland, wordt een verklaring van de belastingautoriteit en waar nodig een verklaring van de deviezencommissie gevraagd.
“Alle onderliggende documenten worden gegeven door autoriteiten conform de Suri-naamse wetgeving. Als alle documenten het licht op groen laten springen dat er niets in conflict is met de nationale wetgeving door de aangegane lening of de lening die zal worden aangegaan, geef ik mijn opinie dat de overeenkomst voldoet aan de Surinaamse normering qua wet en dat er geen obstakel is om de lening aan te gaan. De opinie wordt dan afgesloten met een bepaling dat de opinie uitsluitend gebruikt mag worden door de kredietverschaffer in de context van de lening die wordt aangegaan of is aangegaan”, legde de PG uit.
Volgens Baidjnath Panday is hij vooralsnog nooit door het Bureau voor de Staatsschuld geadviseerd dat leningen in strijd zijn met de wet. Wel zijn er bepalingen in leenovereenkomsten geweest waarvan hij aangaf geen oordeel te kunnen vellen. “Ik moet mij verzekerd weten van voldoende gegronde advisering om een opinie te kunnen geven over een aangegane lening of een lening die zal worden aangegaan.” Op de vraag over het gelasten van onderzoek naar de minister van Financiën, Gillmore Hoef-draad, zei de PG, dat het geven van een le-gal opinion los staat van dit proces. Hij deelde mee dat als er een bedenking is van overtreding van de Wet op de Staatsschuld met onderliggende feitenopbouw, deze zal worden getoetst op validiteit van de feitelijkheden. “Als er een genoegzame bedenkingsgrond aanwezig is, dan ligt het op mijn weg om te zeggen dat er daar onderzoek naar gedaan moet worden, omdat er een vermoeden is dat de wet is overtreden. Dit is los van het geven van een legal opinion”, zei Baidjnath Panday.
De PG deelde mee dat er vooralsnog een onderzoek is ingesteld om vast te stellen als de gronden die zijn aangedragen en dus waaruit het vermoeden voortspruit, te-recht zijn gedaan. Als dat vast staat, dan ontstaat er een vervolgingsdaad, welke ge-houden is om de wettelijke procedure in dergelijke gevallen te volgen.

door Priscilla Kia

More
articles