Op 12 februari 1998 is het Prijsaanduidingsbesluit tot stand gekomen. De wetgever heeft toen bij dat besluit het verbod opgelegd om prijzen van goederen en diensten in een andere geldsoort dan de Surinaamse gulden (thans SRD) aan te duiden. Mijn inziens werd hiermee beoogd om o.a. de eigen munt te versterken en de vraag naar vreemde valuta te beperken. Immers, door de jaren heen hebben niet alle handelaren en dienstverleners zich uit zichzelf gehouden aan de wet, met alle gevolgen van dien. Er ontstaan discussies in de maatschappij en vooral de consument heeft bezwaar tegen de koers welke wordt gehanteerd bij de omzetting van in vreemde valuta geprijsde goederen. Over omzetting zal ik het naderhand hebben.
Thans heeft het ministerie van Economische Zaken, Ondernemerschap en Technologische Innovatie bij staatsbesluit van 9 februari 2024 het Prijsaanduidingsbesluit gewijzigd, met dien verstande is het verbod als voormeld opgeheven doordat de wetgever thans handelaren en dienstverleners toestaat hun goederen/diensten in een ander wettig betaalmiddel naast de SRD te mogen aanduiden. Maar wat is nou een ander wettig betaalmiddel?
Ingevolge de Muntwet is alleen de Surinaamse dollar wettig betaalmiddel in ons land. Op de vraag of het ministerie hiermee vreemde valutasoorten ook tot wettige betaalmiddelen in Suriname heeft erkend, moet ontkennend worden geantwoord. Simpelweg omdat zij daartoe onbevoegd is.
In de wijziging van februari 2024 wordt de consument getroost doordat zij het in een ander wettig betaalmiddel aangeduid goed alsnog in SRD kan voldoen, dan wel tegen de op dat moment vastgestelde wisselkoers van de Centrale Bank. Dit is weer zo’n onzin. Omdat een dergelijke transactie een wisseltransactie betreft en m.i. naar analogie van de Wet Toezicht Geldtransactiekantoren 2012 verboden is. Tenzij daarvoor vergunning is verkregen van de Centrale Bank.
De gepleegde wijziging was geen noodzaak, aangezien het oorspronkelijke besluit bepaalde dat het verbod tot aanduiding in vreemde valuta niet gold voor goederen en diensten waarvan de Deviezencommissie uitdrukkelijk toestemming daarvoor heeft verleend. Waren we dan met z’n allen zo lui om de wet na te leven en dat wijziging de voor de hand liggende oplossing was?
In beginsel zijn wij het, de burgers en ondernemers, die de wet uit onszelf moeten handhaven en de centrale overheid die ons daartoe moet bewegen. De woorden ‘ander wettig betaalmiddel’ in het Staatsbesluit kan ik nog steeds niet plaatsen. Zijn er deskundigen die het kunnen uitleggen?
Sjoerd Saridin
Bronnen:
- Decreet Prijszetting en Prijsbewaking (Decreet E-49)
- Prijsaanduidingsbesluit (S.B. 1998 no. 15)
- Staatsbesluit van 9 februari 2024 houdende wijziging van het Prijsaanduidingsbesluit (S.B. 1998 no. 15)
Muntwet 196