“Het kiesstelsel moet veranderen!”, is een uitspraak die in de afgelopen decennia zo vaak is gedaan, dat die vergeleken kan worden met een grammofoonplaat die blijft hangen. De reden waarom er zo een grote roep is naar de wijziging van het kiesstelsel, is omdat de resultaten van elke verkiezing na 1987 het evident maken dat het kiesstelsel serieuze vragen oproept over grondwettelijke uitgangspunten en daarenboven onrechtvaardig is. Zo waren bijvoorbeeld tijdens de laatste verkiezingen van 2020 in Coronie 1.051 stemmen nodig voor 1 zetel, terwijl voor diezelfde ene zetel in Wanica 13.233 stemmen vereist waren. Een stem in Coronie heeft dus bijkans 12 maal zoveel meer electoraal gewicht in vergelijking met een stem in Wanica. Het behoeft dan ook geen betoog, dat het kiesstelsel leidt tot ongelijkheid. ‘’Fundamentele democratische rechten van een meerderheid van de kiezers zijn in het geding”, aldus advocaat Serena Muntslag-Essed, in haar verzoek aan het Constitutioneel Hof in het kader van onverbindend verklaren van de Kiesregeling. Wij van Keerpunt, vinden deze stap een zeer moedige van een zeer jonge jurist en wij geven haar volkomen gelijk, aangezien in de afgelopen 35 jaar bij elke verkiezing dit probleem keer op keer weer is bewezen. Er zijn in de loop der jaren verschillende commissies ingesteld die tot doel hadden het kiesstelsel te wijzigen. Echter is het om louter politieke overwegingen c.q. politieke agenda’s, tot dusver niet tot een wijziging van het kiesstelsel gekomen. Onbetwist is echter dat de handhaving van het kiesstelsel niet leidt tot verkiezingsresultaten die zoals grondwettelijk geregeld, een uitdrukking zijn van de volkswil. Doordat de minderheid de meerderheid in DNA vertegenwoordigt, is er absoluut geen sprake van een soevereine uitdrukking van de wil van het volk. Immers, dit zou alleen het geval kunnen zijn als de meerderheid ook daadwerkelijk vertegenwoordigd was in DNA. Nu hier geen sprake van is, levert de Kiesregeling dan ook een ernstige strijdigheid op met artikel 55 van de Grondwet. Muntslag-Essed toonde in haar verzoek aan, dat er inderdaad sprake is van strijdigheid tussen de Kiesregeling en de Grondwet en verdragen. Ter onderbouwing hiervan, heeft zij de werking van kiesstelsels in algemene zin aangehaald, het Kiesstelsel van Suriname besproken en de verschillende voorbeelden van verkiezingsresultaten van de afgelopen jaren vergeleken. Daarbij heeft zij de rechtsgevolgen van de Kiesregeling en toetsing daarvan aan de Grondwet en verdragen uitgewerkt. Bij de verkiezingen van 2015 en 2020 is namens de OAS, ook een missie naar Suriname gezonden om deze verkiezingen te toetsen aan haar rechtmatigheid en de bevindingen zijn opgenomen in het rapport ‘Preliminary Statement of the OAS Electoral Observation Mission in the Republic of Suriname for the May 25, 2020 General Elections’. In het rapport komt de OAS bij deze verkiezingen tot de conclusie, dat de wetgeving die de zetelverdeling voorschrijft (de Kiesregeling), in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en dat er hierdoor sprake is van een onevenredige vertegenwoordiging van het volk in DNA. Dit is uiteraard een schending van het gelijkheidsbeginsel. Om deze reden heeft de OAS na de verkiezingen van 2015, Suriname aanbevolen om het kiesstelsel dringend te herzien, zodat er een evenredige vertegenwoordiging in DNA plaatsvindt. Echter heeft de OAS geconstateerd dat Suriname deze aanbeveling van 2015 niet heeft uitgevoerd, waardoor deze ongeoorloofde situatie zich bij de verkiezingen van 2020 heeft voortgezet. De OAS heeft er daarom voor de zoveelste keer op aangedrongen, dat de Staat dringend overgaat tot wijziging van het kiesstelsel, opdat het leidt tot een daadwerkelijke evenredige vertegenwoordiging. “Als zelfs de OAS die toezicht houdt op de naleving van de mensenrechten, tot de slotsom komt dat het kiesstelsel onrechtvaardig is c.q. tot ongelijkheid leidt, hoeft het geen nader betoog dat het in strijd is met de voornoemde verdragen”, aldus Muntslag-Essed.