Minister Marie Levens van Onderwijs en Cultuur, heeft aangegeven, dat in dit schooljaar, scholen slechts twee keer in de week fysiek lessen gaan verzorgen met maximaal tien leerlingen per lokaal. Leerlingen krijgen voor de rest van de vijfdaagse schoolweek onderwijs via radio, tv, YouTube en sociale media. Onderwijs op afstand krijgt weliswaar meer inhoud, maar of het inhoudelijke programma voor een betere basis van de leerlingen zal zorgen, zal de toekomst moeten uitwijzen. Niet elke leerling kan namelijk het toegepaste tempo aan. Specifieke leerlingen vragen om specifieke aandacht. In haar enthousiaste betoog schonk de minister naar verluidt, weinig of geen aandacht aan de door haar benoemde hulpleerkrachten als oudere broer, zus of ouders. Niet elke ouder of oudere broer en of zus hebben genoten van een vooropleiding, dus het ministerie zou niet erop moeten rekenen, dat zij een hulp zouden kunnen zijn voor het kind. Bepaalde kinderen zijn al vanaf de lagere school op zichzelf aangewezen. En als je ervan uitgaat, dat slechts drie dagen fysieke school betekent, dat 60 procent, dus ruim meer dan de helft van de schooltijd, door leerlingen zelf ingevuld moet worden, dan klopt er iets niets. Hoe je het draait of keert, als verantwoordelijke ministerie leg je te veel verantwoordelijkheid op de schouders van het kind, dat ook nog kind moet zijn. Hoe groot het enthousiasme van zeer betrokken leerkrachten ook mag zijn, kinderen hebben de volledige aandacht van de juf of de meester hard nodig om te kunnen excelleren. Schoolresultaten van de afgelopen jaren hebben ons met feiten op onze onderwijsneus gedrukt. Minder leerlingen, meer aandacht en als gevolg daarvan betere resultaten, is geen logische optelsom. Heeft de minister wel goed erover nagedacht, wat er dan met de rest van de kinderen gebeurt, wier ouders vijf dagen per week werken en dan wel van 8:00 uur in de ochtend tot 17:00 uur in de middag? Hoe zit het dan met deze kinderen? Hoe zal er gecontroleerd worden, dat de kinderen daadwerkelijk met hun studie bezig zijn? Men moet niet ervan uitgaan, dat het kind een oudere broer of zus heeft, die een oogje in het zeil moet houden en het kind bezig zal zijn met zijn of haar schoolwerk. Wat gebeurt er dan met de scholieren, die toch nog wat meer aandacht nodig hebben voor hun schoolwerk? Mooi en waar, dat zij niet alle vakken meer zullen krijgen, en dat er een geheel ander systeem binnen het onderwijs gehanteerd zal worden, maar dat biedt de garantie nog niet, dat het kind het veel beter zal doen. De huidige realiteit geeft niet de indruk, dat bij de aanvang van het nieuwe studiejaar, COVID-19 tot het verleden zal behoren. Dit betekent, dat er deels of volledig gebruik gemaakt zal moeten worden van afstandsonderwijs. Maar om hierbij succes te garanderen, moet er goed gepland worden om afstandsonderwijs aan te bieden aan elk kind. Wat moet er gedaan worden om toch een succesvol schooljaar te garanderen? Heel bewust zullen de verantwoordelijke personen moeten werken aan:
- Het goed voorbereiden van leerlingen/ studenten op het volgen van onderwijs.
- Het ontwikkelen van lessen/modules die geschikt zijn voor onderwijs.
- Het opzetten van een goed platform voor het aanbieden van onderwijs aan kinderen die helemaal niet beschikken over een internetverbinding, televisie, radio, computer enz.
- Het toepassen van maatregelen voor het waarborgen van de kwaliteit van het onderwijs.
Afstandsonderwijs heeft in de afgelopen decennia een bijzondere ontwikkeling en groei doorgemaakt en neemt een eigen plaats in, binnen het onderwijsveld. Een unieke kans om Suriname over te brengen naar andere niveaus, echter moet er deskundig ermee omgegaan worden, om erop toe te zien, dat kinderen daadwerkelijk bezig zijn met hun schoolwerk tijdens de periode dat er geen school is en dat er toch nog uitgekeken moet worden om in plaats van 10 kinderen in een leslokaal, 15 tot 20 te accommoderen. Een klaslokaal is groot genoeg. Als bijna 50 personen in Kirpalani tegelijkertijd kunnen inkopen, waarom dan niet 20 leerlingen in een leslokaal, en wél met inachtneming van de COVID-19 protocollen.