De NDP-regering is ook in het uitbaggeringsproject van de Surinamerivier haar betalingsverplichting niet nagekomen aan China. Door de achterstand in betalingen door de overheid, zou het baggerproject kunnen worden stopgezet. Het bedrijfsleven dat belang heeft bij een goed bevaarbare vaargeul, met o.a. Staatsolie, is bezig stappen te ondernemen. Uit ‘goodwill’ heeft de China Harbour Engineering Company besloten de werkzaamheden niet stop te zetten.
De totale kosten van het project dat op 2 maart j.l. werd gelanceerd, bedragen 56 miljoen US-dollar, waarvan de Finabank 45 miljoen US-dollar financiert. Het verschil zou door de Surinaamse overheid gefinancierd worden. Het ministerie van Financiën zou garant staan voor de rest. Echter naar verluidt, werd na een eerste overmaking van 7 miljoen US-dollar, niets meer betaald.
Het bedrijfsleven zou toestemming hebben gekregen uit te kijken naar alternatieve financieringsmogelijkheden.
Hierdoor probeert het de zaak draaiende te houden, totdat de nieuwe regering overneemt en een oplossing zoekt voor dit vraagstuk. Het Chinese bedrijf moet vanaf de monding van de Surinamerivier de vaargeul verdiepen en verbreden over een lengte van 68 kilometer tot aan Domburg, binnen een onderhoudsperiode van vijf jaar.
Bij de start van het project onderstreepte minister van Openbare Werken, Transport en Communicatie, Vijay Chotkan nog het belang hiervan. De vaargeul is momenteel zodanig dichtgeslibd, dat grote schepen de grootste moeite hebben de haven en verder te bereiken. Al geruime tijd komen kleinere vaartuigen dan de Surinamerivier in, waarvoor importeurs extra bedragen moeten neertellen, met als gevolg dat alle producten duurder worden. Bevoorradingsschepen voor de oliesector bijvoorbeeld mijden Suriname, waardoor het land ook valuta inkomsten misloopt.