‘Een haircut van 25 procent’ Of uiteindelijk toch niet?

Suriname is eindelijk met het Euronote Creditor Committee tot een principeovereenkomst gekomen over herstructurering van een deel van de staatsschuld, de twee obligatieleningen die Suriname heeft geplaatst. Eindelijk, want de onderhandelingen duurden zo’n tweeëneenhalf jaar. Een principeovereenkomst, want de vijf leden van het Euronote Creditor Committee vertegenwoordigen ongeveer 75 procent van de uitstaande schuld. Het voorstel zal met een positief advies aan de andere obligatiehouders worden voorgelegd. Een deel van de staatsschuld, want de hoofdsom en de achterstallige betalingen bedragen ongeveer USD 880 miljoen, minder dan een kwart van de staatsschuld die de regering in de schoot geworpen kreeg. Er is veel jargon in het nieuws de laatste tijd. Het begrip ‘haircut’ valt op. Moet iemand naar de kapper? Bij de obligaties wordt hiermee bedoeld de 25% waardevermindering. Suriname is niet in staat om alle rente en aflossing op tijd te betalen. Dan heeft het weinig zin om daarop te wachten. De obligatiehouders nemen genoegen met wat minder, in de hoop en verwachting dat Suriname dat wel kan betalen. Als compensatie voor deze strop, is Suriname verplicht een deel van de toekomstige olieopbrengsten aan hen te betalen. Met een beetje geluk is de haircut uiteindelijk minder dan 25%.

President Santokhi zei dat het akkoord met de obligatiehouders een einde van de default-status – de status van wanbetaler – van Suriname betekent. Daarmee loopt hij op de zaak vooruit. Het akkoord moet eerst door alle obligatiehouders worden geaccepteerd. Daarna moet blijken of Suriname zich aan de nieuwe afspraken houdt. Wanneer dat zo is, bepalen de kredietbeoordelingsbureaus of Suriname weer een kredietwaardige partij is, niet de president. Over welke obligaties gaat het ook alweer? ‘Leendert’ Hoefdraad, de voortvluchtige ex-minister van Financiën, was altijd naarstig op zoek naar geld voor de toenmalige regering met een gat in de hand. Hij wist twee obligatieleningen te plaatsen, waarvan deskundigen toen al vermoedden dat de rentebetalingen en aflossingen niet zouden kunnen worden opgehoest:

  • USD 550 miljoen, rente 9,25%, looptijd van 26 oktober 2016 tot 26 oktober 2026;
  • USD 125 miljoen, rente 9,875%, looptijd van 20 december 2019 tot 30 december 2023.

De investeringsbank Oppenheimer & Co was verantwoordelijk voor de emissie van de leningen, waardoor deze dikwijls worden aangeduid als Oppenheimer-leningen. Het spreekt voor zich dat Suriname niet van Oppenheimer heeft geleend, maar van de beleggers die de obligaties hebben gekocht. De rentetarieven van de leningen zijn hoog, maar niet excessief. Het effectieve rentetarief voor de tweede lening lag evenwel wat hoger, omdat de uitgifteprijs van de obligatie niet 100% was, maar 95,000422% (ja, werkelijk). Uiteindelijk werd het nominale rentetarief zelfs verhoogd met 3% tot 12,875%, na gestuntel door de toenmalige minister van Financiën.

In de voorwaarden van de obligatielening van USD 125 miljoen was vastgelegd dat Suriname de dividendbetalingen door Staatsolie en de royaltybetalingen door Rosebel goudmijn, Saramacca goudmijn en Bronkolonko goudmijn (tezamen ‘IAMGOLD’), als zekerheid voor de obligatiehouders op een speciale bankrekening zou laten storten. Bij in gebreke blijven van Suriname, zou de rente met 3% worden verhoogd. De toenmalige regering had de Centrale Bank van Suriname tot omvangrijke monetaire financiering aangezet. Om nog meer geld vrij te maken, verkocht de regering op 1 november 2019 het recht op de royalty’s over 15 jaar van IAMGOLD aan de Centrale Bank. De Staat Suriname was dus geen eigenaar meer van deze royalty’s en kon deze niet inbrengen als zekerheid. Hoefdraad bedacht een list waarbij de overgedragen royalty’s toch op deze speciale bankrekening zouden worden geboekt, zodat het zou lijken alsof Suriname wel voldeed aan de voorwaarden. Met deze valse voorstelling van zaken heeft Hoefdraad menigeen op het verkeerde been gezet. Uiteindelijk werd de rente dan ook met 3% verhoogd naar 12,875%. Wat is bij de herstructurering bereikt? Suriname hoeft minder terug te betalen, tegen een lagere rente, en mag er langer over doen, maar … de obligatiehouders krijgen recht op een deel van de olieopbrengsten uit het zogenoemde ‘blok 58’, zodat hun verlies nog weleens mee kan vallen. Dit wordt verpakt in een nieuwe obligatielening voor USD 650 miljoen, met een looptijd tot 15 juli 2033, en een value recovery instrument (instrument voor waardeherstel) voor de olieopbrengsten. De uitstaande schuld, hoofdsom en achterstallige (rente-)betalingen, wordt met 25% verminderd. De rente van de nieuwe obligatie wordt 7,95%, minder dan 9,25% en 12,875%. De rente verschuldigd in 2024 en 2025 wordt voor een deel daadwerkelijke betaald, namelijk 4,95%, en voor het overige aan de schuld toegevoegd (gekapitaliseerd), dus 3%. En hoe ziet het value recovery instrument eruit? De eerste USD 100 miljoen aan royalty’s uit blok 58 zijn voor de Staat Suriname. Van het meerdere gaat tot 31 december 2050 30% naar de obligatiehouders, tot een bepaald maximumbedrag. Hiervoor is bepaald wat het oorspronkelijke nominale verlies voor de obligatiehouders per 15 mei 2023 zal zijn (in afgeronde bedragen): USD 880 miljoen minus USD 650 miljoen, dus USD 230 miljoen. Dit bedrag wordt om onduidelijke reden vermenigvuldigd met 1,2 tot USD 277 miljoen, zijnde het bedrag dat Suriname onder dit instrument in beginsel aan de obligatiehouders verschuldigd is, te verhogen met 9% rente over het niet betaalde deel hiervan. Het totaal aan betalingen onder dit instrument zal echter nooit hoger zijn dan tweeënhalf maal USD 277 miljoen, dus USD 692,5 miljoen. In de beginfase van de onderhandelingen vereiste de Surinaamse regering een haircut van 70% van de obligatiehouders. Het was al snel duidelijk dat de obligatiehouders toen niet veel verder wilden gaan dan een korting van 10%. Na de lange en moeizame onderhandelingen is een haircut van 25% overeengekomen en een recht voor de obligatiehouders op een deel van de olieopbrengsten. Wanneer de olieopbrengsten uit blok 58 niet tegenvallen, snoepen de obligatiehouders er flink van mee en is uiteindelijk geen sprake van een haircut. Wanneer de olieopbrengsten nog hoger zijn, ontvangen de obligatiehouders zelfs aanmerkelijk meer geld dan waarop zij oorspronkelijk recht hadden. Het is natuurlijk onzeker wat blok 58 zal gaan opleveren, maar een haircut van 25% is het meest negatieve scenario. Na een knipbeurt bij de kapper is het haar zo weer op volle lengte. De obligatiehouders kijken nu al hoopvol uit naar de exploitatie van blok 58.

Hans Moison

More
articles