STATUS WAKA PASI EN PALMENTUIN?

De Palmentuin Waka Pasi Craft & More, werd in 2019 groots geopend door Ingrid Bouterse-Waldring, de toenmalige First Lady. De Waka Pasi die langs de Van Sommelsdijcksekreek ligt, herbergt 24-30 kraampjes. Vorig jaar maakte de redactie van De West er gewag van, dat uit verkregen informatie bleek, dat er huur wordt betaald aan de Stichting Waka Pasi. Vervolgens werd vorig jaar, vlak na het aantreden van de nieuwe regering, via sociale media en WhatsApp, een KKF-document verspreid, waaruit bleek dat de Palmentuin en de Waka Pasi onder het beheer zijn gebracht van voormalig First Lady Ingrid Bouterse-Waldring, Anwar Moenne (NDP, DNA-kandidaat Paramaribo) en de districtscommissaris Paramaribo Noord-Oost, Mike Nerkust. Dit document werd door ons ook gepubliceerd toen bleek, dat er bouwactiviteiten nabij de ingang van de Palmentuin waren gestart. In diezelfde week zette de regering Santokhi alle bouwactiviteiten met betrekking tot de Palmentuin/Waka Pasi stop met de belofte, dat de media een update zou krijgen over de status van deze situatie en of de Palmentuin en de Waka Pasi, wederom terug waren geplaatst in de boezem van de Staat. Uit verkregen informatie is het besluit tot het verlenen van het recht van gebruik van rechtswege nietig, vanwege de familierelatie tussen de oud-president en de uiteindelijke belanghebbende.  Volgens artikel 13 lid 3 en lid 4 van de Anticorruptiewet, is het verleend recht van gebruik in dezen nietig. Nietigheid houdt in, dat een rechter niet eens er tussen hoeft te komen, zoals bij ‘vernietigbaarheid’, maar dat de autoriteiten zelf de rechtstoestand kunnen vaststellen en onmiddellijk kunnen optreden. De regering moest daarom alle bouwactiviteiten en alle inkomstenstromen met betrekking tot Palmentuin/Waka Pasi stop zetten en vervolgens beslag leggen. Dit is naar onze mening, de manier geweest om zaken terug te draaien, want de rehabilitatie rondom de Rooseveltkade en Palmentuin, vloeit voort uit een financiering van het Nationaal Uitvoeringsbedrijf (NUB). Voor dit project werd een bedrag van USD 18.089.916,67 uitgetrokken. De regering Bouterse II beweerde toentertijd, dat dit project een schenking was van de Indiase overheid, omdat zij tientallen miljoenen Amerikaanse dollars aan Suriname beschikbaar zou hebben gesteld in de vorm van een kredietlijn en wel met betrekking tot de financiering van verschillende Surinaamse projecten. De lening met het NUB werd vastgesteld met een jaarlijkse rente van 6 procent voor een periode van drie jaar. De Staat moet dus USD 590.000 ofwel SRD 6 miljoen per maand betalen aan het NUB tot het einde van de looptijd en wel tot 2024. Dit is tevens opgenomen als binnenlandse schuld bij het Bureau voor de Staatsschuld.

More
articles