De Centrale Bank van Suriname (de Bank) heeft naar aanleiding van de discussies die in de samenleving worden gevoerd over de hoge renteniveaus gemeend verduidelijking te geven over haar nieuw monetaire beleidsraamwerk en de werking daarvan.
Beleidsuitgangspunten
De Bank heeft met de overgang naar een flexibel wisselkoerssysteem in juni 2021 en de start van de termijndepositoveilingen in juli 2021 een nieuw tijdperk ingeluid in het kader van haar monetaire beleidsvoering. In dit nieuw monetaire beleidsraamwerk richt zij zich op het beïnvloeden van basisgeld, dat bestaat uit de door de Bank in omloop gebrachte bankbiljetten en de tegoeden van de algemene banken bij de Bank. Door het beheersen van het basisgeld streeft de CBvS ernaar om het aanbod van geld dusdanig te beheren dat de vraag naar goederen en diensten in evenwicht is met het aanbod daarvan. Zodoende, kan de inflatie worden teruggedrongen en laag worden gehouden.
Het nieuw monetair beleidsraamwerk is gebaseerd op het marktconform tot stand komen van de wisselkoers en de rente. De Bank bepaalt welke hoogte van het basisgeld zij nastreeft, gegeven het verwachte inflatieniveau en de verwachte economische groei. Indien de actuele omvang van het basisgeld hoger is dan de omvang die zij nastreeft, gaat zij vervolgens over tot het afromen van het teveel aan SRD’s in het bankensysteem.
Het afromen van de overtollige liquiditeiten heeft een prijs die wordt bepaald op de veilingen van termijndeposito’s van de Bank. Op deze veilingen kunnen de algemene banken aangeven welk bedrag en tegen welke rente zij wensen te beleggen in de termijndeposito’s. Dit betekent dat de rente vrij tot stand komt gebaseerd op de biedrentes van de algemene banken. De rente die tot stand komt op de termijndepositoveilingen wordt aangeduid als de gewogen gemiddelde toegewezen Open Markt Operatie rente (OMO-rente). Openmarktpolitiek is een van de klassieke monetaire instrumenten, waarbij centrale banken waardepapier kopen of verkopen (ook wel OMO’s) met als doel de geldhoeveelheid te beïnvloeden.
De termijndepositoveilingen
De Bank veilt wekelijks termijndeposito’s met een looptijd van één week en, indien nodig, ook van één maand en drie maanden via haar openmarktoperaties om de omvang van het basisgeld te verminderen. De vermindering van het basisgeld houdt in het terugbrengen van het teveel aan SRD in het bankensysteem, zodat de liquiditeiten in omloop geen inflatie zullen aanwakkeren. Het 1-weekse termijndeposito is thans het voornaamste beleidsinstrument van de Bank, waarmee zij de omvang van het basisgeld en daarmede indirect de korte-termijn rente tracht te beïnvloeden. De termijndeposito’s met de looptijden van één maand en drie maanden worden primair ingezet wanneer blijkt dat overtollige liquiditeiten in het bankensysteem voor langer dan een week moeten worden afgeroomd.
De rol van de algemene banken als volume- en rentebieders
De algemene banken vervullen een centrale rol in het voeren van het monetair beleid. Zij zijn namelijk als volume- en rentebieders op het termijndepositoveilingplatform de voornaamste spelers binnen deze operatie van de Bank. De geboden volumes en rentes door de algemene banken vormen de basis voor de vaststelling van de OMO-rente. Zij kunnen voor eigen rekening maximaal 3 keer inschrijven op het OMO-volume van de Bank met vermelding van het gewenste rentepercentage. Het OMO-volume is de hoeveelheid SRD’s die de Bank op enig moment wenst af te romen uit het bankensysteem.
De OMO-rente van het 1-weekse termijndeposito (TD) dient als beleidsrente of referentierente voor het vaststellen van de korte-termijn rente op de interbancaire geldmarkt en van de deposito[1]en kredietrentes bij de algemene banken. De “cut-off” rente is de hoogst geboden rente die wordt gehonoreerd voor het behalen van het OMO-volume. De minimumrente is de laagst geboden rente bij de toewijzing van het OMO-volume. De hoogst en laagst geboden rente hebben tot nog toe geen enkele invloed uitgeoefend op de rentetarieven van de algemene banken.
De OMO-rente komt tot stand aan de hand van de biedingen van de algemene banken. De Bank kan ingrijpen, indien blijkt dat het vastgesteld doel voor het basisgeld niet in overeenstemming is met haar primaire doelstelling van lage en stabiele inflatie. In dit kader heeft de Bank onlangs een minimumrente geïntroduceerd op het 1-weekse termijndeposito om de appetijt van de algemene banken voor dit instrument te stimuleren en de geneigdheid om meer SRD’s te beleggen te vergroten. De aanleiding hiertoe is geweest de constatering dat de geboden volumes van de algemene banken gestaag afnamen, waardoor het doel van het basisgeld dreigde af te wijken van haar inflatiedoelstelling. De minimumrente heeft de rol van een incentive ter bevordering van de geneigdheid der algemene banken om meer volume te bieden en kan daarom niet worden gezien als een referentierente voor het bankensysteem.
Ontwikkeling van het rente-transmissiemechanisme
De OMO-rente zou in principe als referentierente moeten dienen voor de rentetarieven van de algemene banken. Theoretisch bezien, zou op deze manier de rente van een centrale bank moeten doorwerken op de rentetarieven in de economie. Echter, is het rente[1]transmissiemechanisme in Suriname vooralsnog beperkt ontwikkeld. Het is van belang dat een deel van de OMO-rente die tot stand komt op het veilingplatform wordt doorberekend door de algemene banken naar hun depositohouders. Hierdoor wordt het beleggen in de Surinaamse dollar gestimuleerd met het gevolg dat de behoefte om te vluchten in vreemde valuta en daarmede de druk op de wisselkoers afneemt. Daarnaast zal een deel van de OMO-rente worden doorberekend door de algemene banken naar hun kredietnemers.
Kosten van monetaire stabiliteit
De Bank is zich ervan bewust dat monetaire stabiliteit een prijskaartje heeft en het betreft in dit geval de rentekosten die de OMO’s met zich brengen. Zij is voortdurend bezig de ontwikkelingen nauwgezet te monitoren en te evalueren om de effectiviteit van het monetaire beleid te toetsen. Benadrukt wordt dat de huidige monetaire beleidsvoering met als hoofddoel het onder controle krijgen van de inflatie en het stabiel houden van de wisselkoers, zal worden gecontinueerd. De huidige hoge inflatie is vooral het gevolg van de hogere wisselkoersen sinds 7 juni 2021, de aanpassing van de prijzen van brandstof aan de pomp en de verhoging van de tarieven van nutsvoorzieningen. Verwacht wordt dat de inflatoire effecten van deze beleidsmaatregelen binnen circa 4 maanden uitgewerkt zijn. Daarom wordt in 2022 een daling van de inflatie verwacht en bijgevolg een afname van de rente.
Effect renteverhoging op huishoudens en ondernemingen
Hoge rentetarieven zullen van tijdelijke aard zijn. Naarmate veranderingen in de marktrentes effect uitoefenen op de bestedingen, de kredietvraag en het spaargedrag van het publiek zal de hoge inflatie verminderen en zal de rente hierdoor ook omlaag komen. De zeer hoge inflatie is uiterst schadelijk voor de economie en de koopkracht van de bevolking. De hoge rente is het tijdelijke offer dat moet worden gebracht om de inflatie omlaag te krijgen. De Bank erkent dat een renteverhoging enerzijds aantrekkelijk is voor de spaarders en beleggers om hun geld te plaatsten bij de algemene banken en anderzijds een uitdaging is voor kredietnemers bij het sluiten van rendabele nieuwe kredieten. De hoge rentes zullen de bestedingen van ondernemers en consumenten in deze fase dus doen verminderen. Dit zijn helaas de economische kosten van monetaire stabilisatie.
Slot
De ontwikkeling van het rente-transmissiemechanisme in een onderontwikkelde geld- en kapitaalmarkt, zoals de Surinaamse, blijkt een zeer uitdagende operatie te zijn. Te meer, omdat het rente-instrument nimmer in Suriname is toegepast om beleidsdoelen te realiseren. De vrees voor rentestijgingen is net als wisselkoersstijgingen en subsidie-verlagende maatregelen reëel en begrijpelijk doch in het stadium waarin Suriname verkeert met de uitvoering van het Meerjaren Ontwikkelingsplan, het Herstelplan en het ondersteuningsprogramma van het Internationaal Monetair Fonds zullen tijdelijke rentestijgingen niet te vermijden zijn. Van belang is dat de bankinstellingen, die in dit monetair beleidsraamwerk de voornaamste stakeholders zijn, de rentebiedingen op de termijndepositoveilingen van de Bank baseren op een gedegen financiële analyse en de haalbaarheid van de geboden rentes in de eigen bedrijfsvoering (m.a.w. op deposito’s en kredieten) kritisch nagaan. Het behalen van korte-termijn winst uit hoofde van het bieden van onrealistische hoge rentes is onverantwoord en kan de Bank ertoe dwingen additionele instrumenten in te zetten om haar doelen voor de omvang van het basisgeld te behalen.