Onlangs werd gemeld, dat meer dan 530 leerlingen van middelbare scholen afgewezen waren, omdat ze geen toegang tot het internet hadden. Onderwijsminister Marie Levens zei maanden geleden, dat internet geen invloed zou hebben op de wijze waarop studenten les volgen, tijdens de sluiting van de scholen vanwege COVID-19. Maar volgens de voorzitter van het VOS-directeurenberaad, Luciën Rotsburg, vormde het internet wel een obstakel. Een groot aantal studenten had geen of een slechte toegang tot het internet en is daardoor niet geslaagd voor het eindexamen.
Doordat goed internet ontbrak, kregen de studenten te kampen met gemiste leerstof en leerachterstanden. Het is duidelijk dat COVID-19 zeer nadelige effecten heeft gehad op het onderwijsproces. President Santokhi heeft vorig jaar nog aangehaald, dat geld geen barrière mag vormen voor een kind om naar school te gaan, maar jammer genoeg is dat wel het geval geweest. Volgens studenten starten zij de komende week met een nieuw collegejaar, maar hebben zij heel wat zaken, zoals boeken, niet kunnen aanschaffen.
Ook is het een feit, dat studenten te kampen hebben met de betaling van de collegegelden voor het komende jaar. Studenten uit het hoger onderwijs kampen met het betalen van het inschrijfgeld, omdat de wisselkoers heel hoog ligt. De meeste studenten gaan met het beschikbare geld, liever naar het buitenland om zichzelf op te bouwen, omdat ze in vergelijking met Suriname, daar wel een toekomst zien. De jeugd is de toekomst van morgen, dat horen wij ook zo vaak. Maar we moeten ook realistisch blijven, dat een land alleen goed ontwikkeld kan worden, als men een goede intellectuele vorming kan genieten. Feitelijk is het momenteel zo, dat in Suriname veel jongeren voor een diploma werken, waar ze uiteindelijk niets mee kunnen doen, omdat er niet genoeg arbeidsplaatsen ter beschikking zijn.