Het artikel: ‘Atompai, de nieuwe Santokhi of Brunswijk?’ dat recent verscheen in 𝘋𝘦 𝘞𝘦𝘴𝘵, lijkt vooral een poging om de reputatie van Atompai, een Surinaamse politicus, in diskrediet te brengen door middel van insinuaties over zijn vermogen en de vraag of dat legitiem is. Wat het artikel echter nalaat, is het leveren van hard bewijs voor deze implicaties. In plaats daarvan wordt door het hele stuk een beroep gedaan op historische vergelijkingen, zoals die met Marcus Licinius Crassus, de rijkste man van het oude Rome. Deze verwijzing is niet alleen irrelevant, maar ook misleidend. Crassus vergaarde zijn rijkdom op manieren die totaal niet te vergelijken zijn met de huidige context in Suriname. Door zo’n vergelijking te trekken, zonder onderbouwing, worden lezers subtiel gestuurd richting een negatief oordeel – een klassieke truc van insinuatieve retoriek. Het wemelt van de suggestieve vergelijkingen, en opvallend genoeg wordt er weer een historische figuur van stal gehaald — ditmaal Marcus Crassus — alsof de schrijver daarmee wil tonen dat ook hij een paar geschiedenisboekjes heeft opengeslagen.
Het gebruik van Crassus als spiegel voor een hedendaagse politicus is niet alleen willekeurig, het getuigt ook van een gebrek aan historisch besef. De context waarin Crassus zijn fortuin verzamelde — brandende huizen opkopen en slavenhandelaars bevoordelen — is niet zomaar te transplanteren naar het Suriname van vandaag. Toch lijkt de auteur met die vergelijking meer geïnteresseerd in effectbejag dan in analyse. Welnu, laat ik dan ook maar tonen dat ik mijn klassieken ken. Want als het spelletje is om een moderne politicus verdacht te maken door hem naast een controversiële figuur uit het verleden te plaatsen, dan speel ik even mee.
Alleen doe ik dat met open vizier: als dit soort “journalistiek” een Romeinse echo heeft, dan is het eerder die van Panem et Circenses — brood en spelen — waarbij men het volk afleidt met spektakel terwijl de inhoud ontbreekt. Dit soort theaterjournalistiek zegt meer over de schrijver dan over het onderwerp van het stuk. Het biedt een vorm van genot voor het cynisch publiek, maar draagt weinig bij aan de publieke dialoog.
Wat vooral stoort, is de tendens om geschiedenis als wapen in te zetten. De verwijzing naar Crassus, maar ook het gemak waarmee andere politici worden opgesomd, dient niet om te verhelderen, maar om verdacht te maken. Zo ontstaat een suggestieve toon, waarbij op basis van nattevingerwerk en speculatie het beeld wordt geschetst dat Atompai’s rijkdom dubieus zou zijn. En dat, zonder enige onderbouwing.
Het is de schijn van analyse die als rookgordijn dient voor een aanval. Het richt zich niet op transparantie of feiten, maar op karaktermoord met een sausje van Latijnse nostalgie. En dat is precies waar het problematisch wordt: niet alleen voor het imago van de politicus, maar ook voor de geloofwaardigheid van de media die zich daaraan bezondigen. Het lijkt er sterk op dat 𝘋𝘦 𝘞𝘦𝘴𝘵 hier meegaat in een mediastroming die sensatie boven zorgvuldigheid stelt. In plaats van feiten, worden er vragen opgeworpen die eerder als beschuldigingen klinken dan als journalistieke nieuwsgierigheid. Wat overblijft, is een stuk dat zichzelf presenteert als kritisch, maar in werkelijkheid vooral gebaseerd is op aannames, associaties en verdachtmakingen. Een vorm van pseudokritiek, verpakt als analyse, maar in wezen gebouwd op irrationele vermoedens. Satire of niet, geschiedenis gebruiken als stok om mee te slaan zonder context of nuance is een vorm van intellectuele luiheid. En wie met historische modder gooit, moet er niet van opkijken als die modder terugkomt. Want ook ik kan, als het moet, met namen gooien — maar ik kies ervoor om te vragen naar feiten, transparantie en redelijkheid. Een eerlijke discussie vereist immers meer dan stilistische trucjes en cultureel geraas; het vereist de wil om recht te doen aan de werkelijkheid.
Het bericht had ook kunnen kiezen voor een andere benadering: het stellen van relevante vragen over transparantie, zoals wat de herkomst van Atompai’s vermogen is en of dat officieel is verklaard volgens de Anti-Corruptiewet. Dat zijn legitieme vragen, maar ze verdienen een eerlijke context en een neutrale toon – iets wat dit artikel ontbeert. Die vragen mogen gesteld worden, ja, maar dan wel zonder de bijsmaak van verdachtmaking en literaire spierballentaal.
In mijn optiek gaat het artikel dan ook eerder door voor een aanval vol insinuaties dan voor een degelijk journalistiek stuk. Transparantie van politici is belangrijk, maar ook media dragen verantwoordelijkheid. Het publiek verdient journalistiek die zich baseert op feiten, niet op suggestie. Het gebruiken van geschiedenis, vermoedens en anekdotes om iemands integriteit te ondermijnen, ondermijnt uiteindelijk vooral de geloofwaardigheid van de media zelf. Als je geschiedenis wilt gebruiken, doe dat dan met respect voor haar complexiteit — niet als decor voor goedkope verdachtmaking. Als dit journalistiek is, dan is Shakespeare blijkbaar ook een verslaggever.
-Sergio Gentle-