Sinds de Onafhankelijkheid is er geen staatshoofd geweest dat zo oranjegezind is als president Santokhi. Zijn aantreden viel echter samen met een decennium en wisselgeld aan Centrum Rechts aan de macht in Nederland, dat onder de beste omstandigheden matig te enthousiasmeren is voor ontwikkelingshulp in het algemeen en oud koloniale relaties in het bijzonder. Voeg daaraan toe, dat onder de voor Nederlandse justitie voortvluchtige Bouterse een koel punt bereikt was in de diplomatieke relatie, de keuze voor de voor Nederlandse justitie veroordeelde Brunswijk viel als vicepresident en het was meer dan duidelijk dat voor het tandem Santokhi-Ramdin, een bergopwaarts karwei gereed stond.
In de wandelgangen suggereren ingewijden, dat ondanks het vrijelijk voor naamgebruik tussen de regeringsleiders, de achterste rijder, de voorste niet alleen wilde laten met vriend ‘Mark’, het beloofde koninklijk bezoek aan Paramaribo niet heeft weten te arrangeren en over het algemeen, Suriname een extra dag aan Nederlands diplomatiek verblijf en een cohort aan investeerders en ondernemers gekost zou hebben.
De vaste afspraak, dat de toegeeflijke en niet altijd nuchtere burgervader, altijd in het bijzijn van Mellisa en Albert moet zijn, bij interactie op het hoogste niveau, kan natuurlijk niet meer dan diplomatieke folklore zijn.
Feit blijft dat de Nederlandse ondersteuning zich heeft gekenmerkt door de dooddoener van ‘technische assistentie’ en in de miljardennota’s in Den Haag jaar na jaar ‘budget neutraal’ opgerekend wordt. Vergelijk dat met grofweg EUR 1,9 miljard aan Nederlandse steun aan Oekraïne in dezelfde periode en het wordt, volgens iedere maatstaf, knap moeilijk Santokhi’s liefde voor Oranje te vertalen in Ramdiens succes in de relatie.
Met het licht dat in het algemeen, aan het eind van de tunnel zou flikkeren, doet de president een opmerkelijke Oranje Gloed doorschemeren.
EUR 8 miljoen wordt ‘eind dit jaar’ door de president verwacht voor de gezondheidszorg en EUR 5 miljoen voor de productiesector en dit uit de resterende verdragsmiddelen.
Iedereen die ooit vol spanning op een rapport ‘binnen een jaar’ of een oplevering ‘dit jaar’ van deze president heeft gewacht, heeft de taal van deze Veel Belovende Baas leren destilleren in een ‘Weinig Geef’ zeef. ‘Eind dit jaar’ zou naar Algemeen Beschaafd Nederlands, uiterlijk 31 december 2023 betekenen. Maar kan onder Santokhi evengoed ‘na elf maanden na deze uitspraak’ betekenen.
‘De Productiesector’ is ook een algemeen Channisme. Een homogene productiesector bestaat bestuurlijk en economisch gezien natuurlijk niet. En met een definitie moet je zo iemand ook nooit lastig vallen. Het zou een door SPCS voorziene cryptocurrency farm kunnen zijn, als dat zo uitkwam. Of een schooltassenproject als dat de kwaliteitsmanagers wel beviel, bijvoorbeeld. Van aanbestedingsdrift hoef je de onderhands neigende regering Santokhi-Brunswijk niet te beschuldigen. Vindt die wel plaats, dan valt de keuze meer dan eens niet op de laagste of meest ervaren inschrijver.
Maar volgens de president of diens communicatiedienst, zullen ‘verschillende productiefondsen’ gefaciliteerd worden. Dat is opmerkelijk, want het enig bekende productiefonds, het Nationale Ontwikkelingsfonds Agribusiness, is commercieel bank beheerd en wel zonder transparante inschrijving. Hoe dit alles de toets van Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname betreffende ontwikkelingssamenwerking is, is geen onderdeel van de bekendmaking.
Dan is er tot slot het gedeelte van de bekendmaking, waar een totale herstructurering van de ziekenhuizen met nauwe betrokkenheid van de Ziekenhuisraad wordt besproken. Opmerkelijk, omdat de schuldenlast van de staat aan de ziekenhuizen verenigd in de Ziekenhuisraad meer bedraagt dan het totaal bedrag van EUR 8 miljoen waar de president reikhalzend naar uitziet. Iets anders dan voldoen van schulden, vergroot zijdens zijn beleid, lijkt dus erg enthousiast. Daar zou de Ziekenhuisraad tijdens de ‘nauwe betrokkenheid’ naar verwachting wel op wijzen. Ook hier zijn de vereisten van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname betreffende ontwikkelingssamenwerking, geen eenvoudig te omzeilen hoepel.
De vragen die resteren, zijn dan ook, wanneer en vooral hoe? Alhoewel het verre van ons is, de president zijn haring en pils te onthouden, terwijl hij de inspanningen van zijn onbeantwoorde moederlandsliefde overdenkt. Liefst op de publieke Nederlandse omroep, voor het oog van de belastingbetalers en na een behoorlijk antwoord of uitkomst van de evaluatie, die hij destijds aan Ferayed Hok had toegezegd. Wellicht aan het eind van DAT jaar.
A.A.