Uit zeer betrouwbare bronnen vernam wij afgelopen week, dat de First Lady van de Republiek Suriname, Mellisa Santokhi-Seenacherry, haar functie binnen de Raad van Commissarissen van Staatsolie, binnenkort zal neerleggen. Dit is naar verluidt besproken, nadat president Chandrikapersad Santokhi, het besluit had genomen en de VHP-leiding op de hoogte had gesteld. Wij vernamen voorts, dat zij de rol van de First Lady van Suriname en advocaat bij het Hof van Justitie, zal blijven vervullen. Enkele maanden geleden had zij al afstand gedaan van de functie van directeur van het Kabinet van de President. Eerder meldden de media, dat de First Lady ook benoemd was tot vicevoorzitter van een presidentiële commissie, maar deze benoeming werd twee maanden later ‘op eigen verzoek’ teruggedraaid, gezien de toegenomen werkdruk van de First Lady. Hierdoor had zij geen zitting meer in geen enkele commissie. Na de aankondiging van dit nieuws, rees in de samenleving de vraag of zij dan ook afstand zal doen van de vergoeding die zij krijgt als RvC-lid van Staatsolie.
Keerpunt is het natuurlijk al heel lang niet eens met het nepotistisch beleid van de huidige regering en heeft ook tijdens de regering Bouterse, hierop gewezen. Eenieder had daarom gehoopt, dat CHAN het anders zou doen dan zijn voorgangers. Helaas heeft de huidige regering zich ook schuldig gemaakt om een friends en family beleid te implementeren en daarbij heeft zij ook nog getracht dit goed te praten. Wij vinden dit heel erg en waren het er ook niet mee eens, dat er statuten werden gewijzigd van Staatsolie, zodat de First Lady vervolgens kon behoren tot de Raad van Commissarissen. Thans verneemt Keerpunt, dat deze zelfde First Lady onlangs een verzoek heeft gericht aan de directie om de vergoeding die de raadsleden van Staatsolie ontvangen om maandelijks te vergaderen, te verhogen.
Over het precieze vastgestelde bedrag werd er volgens bronnen nog gediscussieerd, maar wat wél bevestigd was door onze bronnen, is dat zij de vergoeding als raadslid graag verdubbeld had. Wij van Keerpunt vinden dit verzoek natuurlijk onkan en wij kunnen ons niet voorstellen, dat er überhaupt gewag is gemaakt van zo een schrijven. De RvC-leden krijgen momenteel al ruim USD 1000 per maand als vergoeding, dan vragen wij ons af, waarom de raadsleden een nog riantere vergoeding moeten krijgen voor het feit dat zij ongeveer één keer per maand bijeenkomen. USD 1000 is ongeveer vijf keer het minimumloon van iemand die acht uur per dag werkt, dus wij kunnen het daarom niet verwerken dat dit verzoek wordt gehonoreerd door de directie van Staatsolie. Gelukkig weten wij dat de statuten van Staatsolie zodanig zijn opgesteld, dat raadsleden geen beslissingen kunnen nemen zonder dat de directieleden ermee instemmen. Ook de Petroleumwet is samen met deze statuten als veiligheidsklep ingebouwd.