De redactie van De West heeft de hand weten te leggen op het document van de Commissie van Interpol betreffende het besluit van het opnemen van de gewezen minister van Financiën in hun opsporingsbestand.
“Op 28 juli 2021 heeft Gillmore André Hoefdraad een verzoek om toegang tot de informatie over hem geregistreerd in de bestanden van Interpol, en de daaropvolgende verwijdering ervan gericht aan de commissie van Interpol. Tijdens het bestuderen van deze zaak van Hoefdraad, heeft de Commissie het National Central Bureau (NCB) van Interpol in Suriname, en het Interpol Secretariaat-Generaal (IPSG) geraadpleegd in overeenstemming met artikel 34, lid 1, van het Statuut van de Commissie, over de in het verzoek uiteengezette argumenten. Bij gebrek aan adequate antwoorden op de door de Commissie gestelde vragen, heeft zij besloten dat toegang door Interpol-lidstaten om de gegevens met betrekking tot de aanvrager, het Openbaar Ministerie in afwachting van verdere informatie te blokkeren, ter bestudering van het dossier van de aanvrager. Het IPSG werd op 25 maart 2022 op de hoogte gebracht van dit besluit en blokkeerde de toegang tot het dossier van de aanvrager op 28 maart 2022.
De Commissie van Interpol heeft Hoefdraad via zijn advocaten op 21 september 2021 laten weten, dat hij wordt gezocht via de kanalen van Interpol door de NCB van Suriname, en verstrekte de nodige informatie. Zowel de aanvrager als de NCB-bron van de betwiste gegevens werden geïnformeerd over het feit dat de Commissie de zaak tijdens haar 120e zitting zou bestuderen.
Op basis van artikel 3, lid 1, onder a), en artikel 33, lid 3, van de statuten van de Commissie (CCF-statuut) bepalen dat de bevoegdheden van de Commissie zijn beperkt tot het controleren of de verwerking van gegevens in de bestanden van Interpol die voldoen aan de geldende wettelijke vereisten van Interpol. Daarbij worden zaken van politiek karakter genoemd, waar Artikel 3 van de grondwet van Interpol stelt: “Het is de organisatie ten strengste verboden om: elke interventie of activiteit van politieke aard te ondernemen.”
Red notice
‘Red notice’ mag volgens de commissie alleen gepubliceerd worden wanneer voldoende justitiële gegevens zijn verstrekt. Voldoende justitiële gegevens worden geacht tenminste: een samenvatting van de feiten van de zaak, die een beknopte en duidelijke beschrijving van de crimineel zal geven, activiteiten van de gezochte persoon, inclusief de tijd en locatie van de vermeende crimineel. In het licht hiervan en op basis van haar politieke analyse, is de Commissie van oordeel dat de Staat Suriname: gezocht via de Red notice op grond van de artikelen 188, 382 en 423 van het Wetboek van Strafrecht van Suriname en artikel 13, lid 1, onder a, van de Anti-corruptiewet. De Commissie merkt op dat, hoewel zij om meerdere malen om een kopie van de bovengenoemde wet heeft gevraagd, het NCB van Suriname, elementen heeft verstrekt die lijken op samenvattingen van deze artikelen. Volgens de door de NCB verstrekte informatie verwijst artikel188 van het Wetboek van Strafrecht naar een straf van maximaal acht jaar en een boete voor een individu die deelneemt aan een organisatie en de persoon weet of reden heeft om te weten dat het doel van de organisatie is om misdaden te plegen.
“Gelet op alle beschikbare informatie, is de Commissie van oordeel dat het NCB van Suriname niet voldoende elementen heeft geleverd om de argumenten van verzoeker met betrekking tot een politiek overwicht van de procedure. Daarom wordt de Commissie verhinderd om te concluderen dat de gegevens die in dit verband worden betwist, in overeenstemming zijn met artikel 3 van de statuten van Interpol.”