Terwijl de VS en Europa hun aankopen van Russische olie terugschroeven en energiehandelaren Russische olie mijden uit angst voor sancties, wordt er naar andere bronnen gezocht. De aandacht is gericht op Iran en Venezuela, die beide worden geleid door regeringen die de VS tot voor kort probeerden te isoleren. Maar ook opkomende en minder ontwikkelde producenten zouden een rol kunnen spelen. Van de vele olieproducerende landen in de wereld, zijn er een paar die eruit springen en steeds actiever te worden. Ze omvatten de West-Afrikaanse natie Ghana (nr. 33), samen met Guyana (nr. 42) en Suriname (nr. 69), twee kleine aangrenzende landen aan de Noord-Atlantische kust van Zuid-Amerika. Alle drie de landen zijn de afgelopen twaalf jaar olieproducenten geworden en hebben samengewerkt met grote bedrijven als ExxonMobil, Tullow Ltd, Chevron, Apache, Total en Royal Dutch Shell. Volgens deskundigen bevinden deze nieuwere producenten zich in een unieke positie in vergelijking met andere olie-exporterende landen, zoals Nigeria en Ecuador. Guyana, Suriname en Ghana zijn echter beter gelegen om gunstige voorwaarden te verkrijgen.
Opvallend betere deals
Terwijl de wereldmarkten worstelen met de huidige schok van de olieprijs, bevinden nicheproducenten zich in een bijzonder gunstige positie om voordelige contracten en gunstiger voorwaarden van internationale energiebedrijven binnen te halen. Bijvoorbeeld, oliemaatschappijen betalen gastlanden doorgaans royalty’s op hun inkomsten van gemiddeld ongeveer 16 procent. Tot op heden hebben Guyana en Suriname vergoedingen geaccepteerd van minder dan 6,5 procent in een poging investeerders aan te trekken. Onder de huidige omstandigheden kunnen ze bij nieuwe contractonderhandelingen wellicht om meer vragen.
De olieproductie begon eind 2019 in Guyana en momenteel produceert het land meer dan 340.000 vaten per dag. Guyana leerde van zijn eerste blokcontract met ExxonMobil om meer ‘lokale inhoud’ te eisen – een belangrijke voorwaarde in olieonderhandelingen die verwijst naar het inhuren van lokale arbeiders en het gebruik van lokaal gemaakte goederen en apparatuur. Minister van Natuurlijke Hulpbronnen, Vickram Bharrat, noemde die overeenkomst, gemaakt door een vorige regering, “een van de ergste ooit tussen een regering en een oliemaatschappij”, en Guyanese functionarissen zeggen dat ze in toekomstige overeenkomsten gunstigere voorwaarden zullen zoeken.
Surinames nieuwe offshore olie-ontdekkingen bieden potentieel. Kleine operaties produceren momenteel ongeveer 20.000 vaten per dag en grote projecten zullen naar verwachting in 2025 van start gaan. Suriname eist verhoogde verzekeringen van oliemaatschappijen in het geval van een olielek, samen met voorbereide nood opruimingsprocedures. Deze processen worden voortdurend herzien en bekritiseerd, waardoor bedrijven scherp blijven.
Ghana begon in 2007 met de ontwikkeling van olie en produceert nu ongeveer 163.000 vaten per dag. ExxonMobil trok zich in 2021 echter terug uit het land, naar verluidt om zich te concentreren op projecten met een hogere waarde elders, en een verminderde vraag tijdens de covid-pandemie verminderde de olie-export van Ghana.
Olie-inkomsten beheren
Naties en staten die olie of andere natuurlijke hulpbronnen produceren, storten hun royalty’s vaak in staatsinvesteringsfondsen in plaats van ze simpelweg toe te voegen aan algemene schatkistfondsen. Een staatsinvesteringsfonds is in wezen een pot die de overheid in tijden van economische stress kan gebruiken om belangrijke prioriteiten, zoals infrastructuurprojecten en sociale programma’s, te blijven financieren. Sommige van deze fondsen, vooral in Noorwegen en Alaska, hebben de inwoners aanzienlijke voordelen opgeleverd. Sommige experts beweren echter, dat ze niet per se geschikt zijn voor ontwikkelingslanden.
Volgens deze opvatting hangt het succes van deze fondsen af van moeilijk te controleren variabelen, zoals of het land een gediversifieerde economie heeft, de mate van corruptie en wereldwijde gebeurtenissen zoals ineenstortingen van de grondstofprijzen. En het beheren van de fondsen vereist aanzienlijke technische vaardigheden. Ghana heeft in 2011 een Oil Heritage Fund opgericht en Guyana en Suriname zijn hiermee bezig. Alle drie hebben mogelijk hulp nodig om deze fondsen effectief te beheren en de voordelen voor hun burgers te maximaliseren.
Transparantie en collegiale ondersteuning
Erkennend dat het voor ontwikkelingslanden een uitdaging kan zijn om met grote zakelijke investeerders te onderhandelen, is een aantal niet-gouvernementele organisaties actief geworden in deze sector. Een die voornamelijk relevant is voor de olieproductie, is het Extractive Industries Transparency Initiative (EITI), dat informatie wil publiceren over winningspraktijken, contracten, belasting- en uitgavenprocessen en meer. Dit komt het publiek ten goede en bevordert de verantwoordingsplicht.
De New Producers Group helpt landen om hulpbronnen effectief te beheren door middel van peer-to-peer relaties en kennisuitwisseling. Opkomende producenten kunnen leren van de ervaringen van andere landen en samenwerken met andere regeringen over kwesties die hen allemaal aangaan. Zo heeft de organisatie onlangs verschillende evenementen georganiseerd, waarbij werd geanalyseerd wat de wereldwijde overgang van fossiele brandstoffen betekent voor opkomende olieproducenten, en hoe deze landen de overgang kunnen beheren terwijl ze werken aan het beëindigen van armoede.
Als leden van beide organisaties hebben Ghana, Guyana en Suriname toegang tot tools die veel vroege producenten niet hadden. Alle drie de landen hebben deelgenomen aan multilaterale bijeenkomsten en uitwisselingen met gelijkgestemden en hebben informatie gedeeld met lokale burgers.
Door het publiek op de hoogte te houden, kunnen overheidsfunctionarissen en bedrijven verantwoordelijk worden gehouden en wordt de betrokkenheid van het publiek bevorderd. Burgers en waakhonden van het maatschappelijk middenveld bekritiseerden het eerste contract van ExxonMobil in Guyana, omdat het geen feedback van burgers bevatte en achter gesloten deuren werd opgesteld.
Publieke betrokkenheid en transparantie verminderen ook de kans op corruptie, een veelvoorkomend probleem in landen die rijk zijn aan hulpbronnen. De Corruption Perceptions Index van Transparency International, meet de waargenomen niveaus van corruptie in de publieke sector in landen over de hele wereld. Op een schaal met 100 als slechtste score, scoorden Guyana en Suriname 39 en Ghana 43, dus alle drie de staten hebben aanzienlijke ruimte voor verbetering.
Terwijl de wereld langzaam overgaat van fossiele brandstoffen, zijn opkomende producenten zich terdege bewust van de noodzaak om het moment te grijpen omwille van de ontwikkeling, maar proberen ze ook de beloften inzake klimaatverandering na te komen. Guyana en Suriname hebben mogelijk een troef in de strijd tegen klimaatverandering: dichte bossen die grote hoeveelheden koolstof kunnen opnemen en zo de uitstoot helpen compenseren.
Guyana heeft een koolstofarme ontwikkelingsstrategie voor 2030 onthuld en werkt samen met Noorwegen om koolstofkredieten te genereren voor de bescherming van zijn bossen. Partnerschappen als deze zijn manieren om naast de sociale en economische ontwikkeling die deze landen zo hard nodig hebben, ook milieudoelen te bereiken.
Bron: theconversation.com