De strijd tegen witwassen wordt bemoeilijkt door cash
De strijd tegen witwassen wordt in Suriname in belangrijke mate bemoeilijkt door het feit dat sprake is van een zogenaamde chartale economie, dat wil zeggen een economie waarin cash geld nog een belangrijke plaats inneemt. Veel Surinamers hebben nog geen toegang tot het financiële stelsel, wat betekent dat ze geen bankrekening hebben en dus ook geen bankpasje. In economische zin is dus geen sprake van ‘Financial Inclusion’ ofwel de garantie dat iedere burger toegang heeft tot het financiële stelsel. Financial Inclusion zou een speerpunt in het financieel-economische beleid moeten zijn van de Surinaamse regering en de Centrale Bank van Suriname. Het argument dat Financial Inclusion niet mogelijk is omdat sommige mensen de banken niet vertrouwen, is veelzeggend en noopt banken om aan dat vertrouwen te werken. Immers, het bestaan van een bank is gebaseerd op vertrouwen van het publiek. Tijdens de behandeling van de ontwerpwet beantwoordde financiënminister Albert Achaibersing, enkele vragen over het chartale geld en gaf hij aan, dat de instroom van met name euro’s en dollars, vooral komt vanuit Guyana en Nederland. Daarnaast is er een grote uitstroom van euro’s van rond de 16 miljoen euro per maand. Er blijkt ook een grote toevloed te zijn van Amerikaanse dollars met een geschatte waarde tussen de 14 en 14,5 miljoen dollar per maand. De grote toevloed van chartaal geld leidt ertoe dat banken voor chartale transacties nu tot 4 procent kosten in rekening brengen om het gebruik ervan te ontmoedigen. Ik adviseer de regering en de Centrale Bank van Suriname, om met de grootst mo-gelijke spoed het internationale Maestro-systeem open te stellen in Suriname. Veel banken in de wereld zijn aangesloten op Maestro. Met bankpasjes van die banken kan wereldwijd worden betaald en de bankrekening van de houder van het pasje wordt onmiddellijk voor de betaling belast. Openstelling van Maestro op alle betaalpunten en in alle taxi’s in Suriname, zal ertoe leiden dat Surinamers uit Nederland, Nederlanders en Fransen uit Guyana, niet langer met contante dollars en euro’s naar Suriname komen, maar dat zij hier overal met hun bankpasjes kunnen betalen. Het openstellen van het Maestro-systeem zal er onmiddellijk toe leiden dat de toevloed van chartale dollars en euro’s afneemt en de kosten van chartale transacties weer omlaag kunnen. Vanaf medio 2023 zal Maestro langzamerhand worden uitgefaseerd, hoewel het systeem voor bestaande bankpassen voorlopig operationeel blijft. Er wordt dan overgegaan op de debet MasterCard of Visa debet. Chartaal geld is bij voorkeur het betaalmiddel voor criminelen. Het is anoniem, kan gemakkelijk worden meegenomen en laat niet of nauwelijks sporen na. Ook is het nauwelijks mogelijk om de herkomst van het geld te achterhalen. Op kleine schaal is chartaal geld nodig, bijvoorbeeld voor kleine uitgaven. In de geldzendingen die vanuit Suriname naar Hong Kong gingen en waarvan de vijfde zending van 19,5 miljoen euro op Schiphol in beslag is genomen, zijn vervalste coupures van 500 en 200 euro gevonden. Ook werd een groot aantal van deze coupures in de geldzending aangetroffen. Het is niet voor de hand liggend dat coupures van 500 en 200 euro door toeristen uit Nederland of Frankrijk naar Suriname zijn gebracht. Europeanen kunnen vrijwel nergens met dergelijke coupures betalen en zelfs betaling met een coupure van 100 euro wordt met argusogen bekeken. Deze coupures zijn dus niet van toeristen afkomstig, maar vloeien voort uit criminaliteit. Het is om deze reden dat Europol, de Europese politieautoriteit, er al jaren geleden voor pleitte om de coupures van 500 en 200 euro uit roulatie te nemen, hetgeen inmiddels gaande is. Ook wordt om deze reden een maximum gesteld aan contante betalingen in Nederland tot 3000 euro, waarbij de Amsterdamse burgemeester een maximum van 2000 euro heeft afgekondigd voor contante betalingen in de dure Amsterdamse winkelstraten. Kortom: chartaal geld is de voedingsbron voor FEC en zal om die reden in belangrijke mate moeten worden teruggedrongen.
Principles based versus Rules based
De ontwerpwet tegen witwassen en financiering van terrorisme, is bij uitstek een zogenaamde ‘principles based’ wet. Een principles based wet staat in schril contrast met een ‘rules based’ wet. Bij een principles based wet geeft de wetgever algemene regels die een bepaald doel trachten na te streven. Het is de bedoeling dat iedereen de wet naleeft ‘in de geest van de wet’ ofwel zoals de wetgever het heeft bedoeld. Hoe de wet precies moet worden nageleefd en hoe ieder detail precies moet worden gedefinieerd, is niet het belangrijkste. Het belangrijkste is dat witwassen en financiering van terrorisme wordt tegengegaan. De manier waarop dat wordt tegengegaan, is minder belangrijk. Een ‘rules based’ wet is zeer veel meer gedetailleerd in het beschrijven van details, definities en geeft antwoord op de vraag hoe de wet moet worden geïnterpreteerd. Een rules based wet leidt tot ‘afvinkgedrag’. De gedachte is dat als alle vakjes zijn afgevinkt, het goed is en we niet kunnen worden aangeklaagd. Amerikaanse wetten zijn vaak rules based opgesteld. Het leidt ertoe dat veel Amerikaanse advocaten de mening hebben dat wanneer iets niet is verboden in de wet, het dus is toegestaan. Dit is een uitermate kortzichtige manier van denken en leidt ertoe dat advocaten zoeken naar de kleine gaten in de wet om hun cliënten zodoende vrij te pleiten. De Nederlandse en Surinaamse wetgevingstraditie is veel meer gebaseerd op principles based wetgeving. Dat heeft ook consequenties voor de wet. Tijdens de behandeling van de ontwerpwet in De Nationale Assemblee (DNA), heeft minister Kenneth Amoksi van Justitie en Politie, vragen beantwoord van DNA-leden over de betekenis en de definitie van enkele artikelen in de wet. Er was een roep om meer duidelijkheid ofwel om in de wet vast te leggen, hoe zaken moesten worden gedefinieerd en hoe ze moeten worden geïnterpreteerd.
In een principles based wet is dat volgens mij niet nodig en zelfs af te raden. Door zaken als het ware ‘dicht te definiëren’, ontneem je de rechter de mogelijkheid om artikelen ruimer te interpreteren en om zodoende jurisprudentie te geven over hoe de wet moet worden uitgelegd in de praktijk. De regelgeving tegen witwassen is uiteindelijk de resultante van de formele wet en de jurisprudentie van de rechter. Voorkomen moet worden dat slimme advocaten de gaten in de wet gaan opzoeken om het schimmige handelen van hun cliënten te verdedigen.
Reikwijdte van de wet
De ontwerpwet heeft een vrij grote reikwijdte. Dit is het gevolg van de Surinaamse (en Nederlandse) delictomschrijving van witwassen die als vierde bestanddeel stelt, dat het voorwerp van witwassen ‘afkomstig is van enig misdrijf’. Suriname kent dus een zogenaamd ‘all crimes’ benadering voor witwassen. Dit betekent dat alle delicten die in Suriname gelden als ‘misdrijf’, dit zijn delicten waarop doorgaans een lange gevangenisstraf staat, als gronddelict voor witwassen kunnen worden gezien. In de Europese Unie geeft de zesde anti-witwasrichtlijn een opsomming van 22 strafrechtelijke delicten die als gronddelict voor witwassen worden aangemerkt. Daaronder vallen ook belastingontduiking en corruptie, maar ook moord, doodslag, diefstal en dergelijke. Witwassen wordt dus zowel in Suriname als in Europa gezien als een containerbegrip. Veel delicten vallen onder het begrip witwassen en witwassen kan om die reden in veel gevallen als tweede delict (subsidiair) ten laste worden gelegd. De consequentie daarvan is dat de uiteindelijke straf die wordt opgelegd, een opstelsom is van de straf die staat op het primair ten laste gelegde plus hetgeen subsidiair ten laste wordt gelegd (witwassen dus). Zichzelf direct of indirect schuldig maken aan witwassen, kan dus leiden tot aanzienlijke gevangenisstraffen en hoge boetes.
De complexe strijd
In de afgelopen maanden heeft de Surinaamse regering duidelijk gemaakt, dat het ernst is met de strijd tegen witwassen ofwel financieel-economische criminaliteit. In de eerste plaats wordt de wet aangescherpt en is een belangrijk verdrag van de Verenigde Naties geratificeerd.
De private sector heeft bij wet taken opgelegd gekregen waaraan zal moeten worden voldaan. Het zijn mooie initiatieven die evenwel ook nopen tot toezicht op de naleving van de wet. Dat kan niet alleen worden overlaten aan de rechter, maar moet al in een veel eerder stadium aan de orde komen. Er is dus een behoefte aan versterking van toezichthoudende instanties die corrigerend kunnen optreden, boetes kunnen opleggen en zelfs in het uiterste geval vergunningen (tijdelijk) kunnen intrekken. De uitdaging in Suriname is om deze toezichthoudende instanties in te richten, de juiste mensen daarvoor aan te trekken en om het toezicht ook echt van de grond te krijgen. De verschillende beroepsgroepen, zoals accountants, advocaten, notarissen, hebben eigen beroepsregels waaraan zij zich moeten houden. Voor de genoemde beroepsgroepen geldt dat zij vertrouwelijkheid in acht moeten nemen ten aanzien van de informatie die zij beroepsmatig tot zich krijgen. Een wettelijke meldingsplicht staat haaks op de eis van vertrouwelijkheid. Echter, gesteld moet worden dat de wettelijke eis tot melden van een hogere orde is dan de beroepsregels die vertrouwelijkheid vereisen. De wet is van een hogere hiërarchische orde dan de beroepsregels. De meldingsplicht gaat dus voor de plicht van vertrouwelijkheid.
De strijd tegen financiële criminaliteit is in het nationale en internationale belang en mag niet worden verloren. Het is een strijd waarbij de publiek private samenwerking tot zijn recht komt en waarbij het behoud en verbetering van de maatschappelijke integriteit als hoogste doel heeft te gelden.
14 maart 2022
Prof. Dr. Peter Diekman RA
Hoogleraar Anton de Kom Universiteit van Suriname