President Chandrikapersad Santokhi is gisteren tijdens de algemene politieke beschouwingen ingegaan op het vraagstuk, waarbij diverse ministers zitting hebben in stichtingen of NV’s. Dit deed hij nadat hij door parlementariër Rabin Parmessar (NDP) beschuldigd werd van inconsequent optreden, omdat hij eerder niet op de zaak was ingegaan, terwijl hij bij de vorige regering in een soortgelijke kwestie wel fel kritiek leverde. Santokhi zei dat de Surinaamse wetgeving niet verbiedt dat een minister nevenfuncties heeft, maar dat de functie van dien aard moet zijn dat de minister zich volledig moet kunnen toespitsen op het werk en dus geen onverenigbare nevenfuncties mag bekleden die het functioneren als minister belemmeren of tot ene schijn van corruptie of belangenverstrengeling zouden kunnen leiden.
“Dat is ons beleid en ik heb de minister gevraagd na te gaan en toetsing te plegen, en als er enige vorm van schijn zou zijn, terug te treden. De zogenaamde nevenfuncties zijn achterhaalde inschrijvingen, die inmiddels gecorrigeerd zijn of dateren van voordat zij ministers waren. Toen zij eenmaal minister waren hebben zij geen activiteiten ontplooid. We hebben de ministers gevraagd zelfcorrectie te plegen en als lid van een stichting terug te treden als zou blijken dat er schijn van enige verstrengeling is”, stelde Santokhi. Parmessar zei dat artikel 10 van de wet op stichtingen aangeeft, dat zolang de doorhaling niet is opgeheven derden te goedertrouw mogen aannemen, dat wat is ingeschreven juist is en op waarheid berust. “Een stichting kan slapend zijn. Als een zaak slapend is, wordt dit duidelijk aangetekend in het handelsregister. Al heeft de stichting geen winstoogmerk, belangrijk is dat het om een commerciële stichting gaat en dat past niet bij het beroep van een minister”, meende Parmessar. De president zei dat hij het betreurde dat er uitspraken zijn gedaan op basis van onvolledige en incorrecte informatie. Hiermee wordt volgens hem onbedoeld of bedoeld, een sfeer van criminele handelingen dan wel corruptie gecreëerd jegens personen die integer zijn en een positief imago hebben in de samenleving. Volgens de president zou het beter zijn, als Parmessar vragen gesteld had om opheldering te krijgen.
Voorts stelde Santokhi dat de vergelijking in het geval van deze ministers en de twee ex-ministers niet klopt.
Toen ging het volgens hem om ministers die tijdens hun actieve dienst, deeltaken van hun ministeriële verantwoordelijkheid via een stichting wilden laten doen.
“Dat mag niet, dus we kunnen geen appels met peren vergelijken”, aldus de president.
door Priscilla Kia