De raadsmannen Murvin Dubois en Raoul Lobo van Faranaaz Alibaks-Hausil, ex-directeur Legal, Compliance & International Affairs van de Centrale Bank van Suriname (CBvS), hebben op 29 juni in hun pleidooi aangehaald, dat er geen zaak is tegen hun cliënt, omdat de commissie ter ondersteuning van de Anticorruptiewet, niet geïnstalleerd was toen hun cliënt werd aangehouden. Zij stelden dat de Anticorruptiewet over preventie gaat. Dat is volgens hen, de belangrijkste pijler van deze wet en niet strafvervolging. ‘’Als die commissie er niet is, dan is die wet niet uitvoerbaar’’, stelde Lobo.
“Op het moment dat Hausil werd aangehouden, was de commissie nog niet ingesteld, waardoor het hele vooronderzoek voor de aanhouding er nog niet was. Naar mijn mening, schiet je het doel van de wet voorbij om een nieuwe uit te voeren. Het Openbaar Ministerie (OM) had moeten wachten, want de wet was niet uitvoerbaar en ook niet handhaafbaar”, zei Lobo na afloop van de zitting tegen de pers. Gisteren ging de hoofdofficier van justitie, Cynthia Klein, tijdens de zitting in het Tweede Kanton hierop in en gaf aan, dat de verdediging in dit kader heeft aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet onafhankelijk is in de vervolging, omdat de vervolging is ingesteld volgens artikel 13 van de Anticorruptiewet en de commissie die is bedoeld in artikel 2 van de voormelde wet, nog niet was ingesteld.
De redenering van de raadsmannen van Hausil is volgens Klein, ‘’onbegrijpelijk en niet steekhoudend’’.
Volgens haar, geven bepalingen uit onze strafwet duidelijk aan wat vereist is om aan een strafrechtelijk onderzoek te moeten voldoen, zodat het OM tot vervolging kan overgaan. ‘’Uit de Anticorruptiewet blijkt nergens, dat het hebben van een commissie de noodzakelijke voorwaarde is om een strafrechtelijk onderzoek in te stellen’’, zei Klein. De commissie heeft als taak het reguleren van het preventiebeleid. Het strafrechtelijke onderzoek naar Hausil werd aangevangen, nadat er aangifte was gedaan door functionarissen van de Centrale Bank in opdracht van de gewezen minister van Financiën, Gillmore Hoefdraad. De toenmalige procureur-generaal heeft toen op basis van het artikel 113 van het Wetboek van Strafvordering, instructies gegeven voor het verrichten van een onderzoek. Ook op basis van artikel 18 van de Anticorruptiewet is er gehandeld en die stelt, dat het Openbaar Ministerie bevoegd is met de vervolging van gepleegde strafbare feiten.