De door de regering Bouterse II benoemde leden van het zogeheten Constitutioneel Hof Suriname, hebben op donderdag 22 juli bepaald, dat de gewijzigde Amnestiewet van april 2012 in De Nationale Assemblee, in strijd is met onze Grondwet, het Amerikaanse Verdrag voor de Rechten van de Mens (AVRM) en het Internationaal Verdrag Inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR). De bevindingen van het Constitutioneel Hof werden voorgelezen door zijn voorzitter, mr. Gloria Stirling. Het ging hierbij om een verzoek tot toetsing van de wijziging van de Amnestiewet. Het verzoek werd bij het Hof ingediend door zeven leden van De Nationale Assemblee en wel op 22 mei 2020. Er werd verzocht de gewijzigde Amnestiewet te toetsen aan de Grondwet, het AVRM en IVBPR. Het verzoekschrift tot toetsing voldeed wel aan de vereisten conform artikel 15 Wet Constitutioneel Hof. Volgens de verzoekers is er ten aanzien van de Amnestiewet, een constitutioneel probleem ontstaan betreffende de strijdigheid van de voornoemde wet aan onze Grondwet en of enige volkenrechtelijke overeenkomst. Aan het Constitutioneel Hof werd gevraagd, de gewijzigde Amnestiewet te toetsen aan de artikelen 8, 10, 14 en 31 van de Grondwet. Ook behelsde het verzoek tot toetsing de artikelen 2 en 14 van het IVBPR en de artikelen 1, 8, en 25 van het voormelde AVRM. Artikel 13 dat in het verleden veelvuldig is besproken en over gepubliceerd, bepaalt dat elke inmenging inzake opsporing en vervolging en in zaken bij de rechter aanhangig gemaakt, is verboden. Het Hof heeft bepaald dat bij een verboden inmenging, een op een rechtsproces gerichte beïnvloeding van het artikel 131 lid 3 beschermde belang, waarbij de optimale rechtsbescherming aan de burgers wordt geschonden. Op basis van artikel 8 van de Grondwet, dat aangeeft dat iedereen die zich op Surinaams grondgebied bevindt, recht heeft op gelijke aanspraak op bescherming van personen en goederen en dat niemand op basis van wat dan ook gediscrimineerd mag worden, komt het Constitutioneel Hof tot de conclusie, dat ten aanzien van de wijziging van de Amnestiewet in 2012, overige verdachten van andere misdrijven geen gelijke voorziening of aanspraak maken op amnestieverlening. Het Constitutioneel Hof concludeert dat de voormelde gewijzigde Amnestiewet in april 2012, erop gericht is elke vorm van strafvordering en de uitvoering van een opgelegde straf ten aanzien van het gepleegd strafbaar feit te beëindigen. Dit is volgens het Hof in strijd met de artikelen 8 en 25 van het AVRM die betrekking hebben op de bescherming van ieders recht op toegang tot de rechter bij aantasting van hun rechten of vrijheden. Dit is volgens het meergenoemde Hof, sterk gewaarborgd in artikel 14 van het IVBPR. Het Hof is voorts van oordeel dat de strijdigheid met de Grondwet en de mensenrechtenverdragen alleen gerechtvaardigd zou zijn, indien met de wijziging van de Amnestiewet, er een dringend algemeen belang gediend zou zijn en dit zou volgens de bevinding van het Hof, niet aanwezig zijn. Er zou destijds in 2012 ook sprake zijn geweest van de instelling van een Waarheids- en Verzoeningscommissie die onmiddellijk na afkondiging, bij wet zou worden ingesteld. Deze commissie zou de belangen van zowel slachtoffers, nabestaanden als die van de mogelijke verdachten van misdrijven kunnen waarborgen Echter, deze commissie is nooit ingesteld en er kan volgens het Constitutioneel Hof dus niet worden nagegaan of de belangen van de slachtoffers, nabestaanden en die van de mogelijke verdachten, zijn gewaarborgd met de wijziging van de wet. De in artikel 1 lid 1 sub g van de wijzigingswet inzake de feiten gepleegd op 7,8 en 9 december 1982 dienen volgens de argumenten en ingenomen standpunten in de amnestiezaken van het IVBPR, het Mensenrechtencomité, de Inter-Amerikaanse Commissie voor de Rechten van de Mens en het Inter-Amerikaanse Hof voor de Rechten van de Mens, niet in aanmerking te komen voor amnestieverlening. Het is een vaste rechtspraak van het Amerikaanse Hof voor de rechten van de Mens dat indien amnesties in strijd zijn met het AVRM, dat deze amnesties nietig worden verklaard. Suriname heeft de jurisdictie van voornoemd Hof erkend op 12 november 1987 en is gehouden aan zijn uitspraken, aldus het oordeel van ons Constitutioneel Hof. Tot zover is aangehaald en beslist door het Constitutioneel Hof op donderdag jl. Zonder meer kan hieruit worden geconcludeerd dat de gewijzigde Amnestiewet uit april 2012, erop gericht was de verdachten van het 8 decembermoordenstrafproces, vrij van strafvervolging te houden. Reeds in april 2012 werd het duidelijk dat De Nationale Assemblee zich wenste te mengen in een reeds lang op gang gebracht strafproces met de bedoeling de verdachten van 8 december, straffeloos te houden. Men handelde toen reeds in strijd met artikel 131 van onze Grondwet en dat werd meerdere malen door juristen die betrokken waren bij het 8 decemberstrafproces en zeker één lid van de coalitie, in De Nationale Assemblee benadrukt.
Het was toen ook duidelijk dat de wijziging van de Amnestiewet erop gericht was de hoofdverdachte van verdere strafvervolging te vrijwaren. Na deze uitspraak van het Constitutioneel Hof is een zoveelste uitweg voor de verdachten in dit moordproces niet langer toegankelijk. Het wordt nu afwachten wat de verdere ontwikkelingen c.q. verwikkelingen in deze kwestie zullen zijn. Het is maar te hopen dat er geen handelingen zullen worden gepleegd die de rechtsstaat en democratie in gevaar zullen brengen. Handelingen waar bepaalde lieden misschien wel toe bereid zijn, maar die voor Suriname desastreuze gevolgen zullen hebben en misschien zelfs de nationale soevereiniteit voor korte of langere tijd in gevaar kunnen brengen.
Laten we hopen dat alle partijen en belanghebbenden het hoofd koel zullen houden in het belang van ons geliefd land.