ALLEEN STAATSOLIE KAN OLIEBRONNEN VERKOPEN

Voor de verkiezingen van 25 mei, had de VHP hevige kritiek op de regering Bouterse toen zij vernam, dat die voornemens was om de offshore olievelden van Staatsolie te verkopen. De VHP liet haar verontwaardiging blijken in een communiqué, waarbij zij tevens stelde, dat terwijl de burgers worstelden met de COVID-19-situatie, de regering stiekem bezig was om voor een appel en een ei, de toekomst van Suriname te verkwanselen. Keerpunt kan zich dit bericht nog heel goed herinneren en vraagt zich af hoe het mogelijk is, dat binnen een jaar tijd de VHP er nu heel anders over denkt.

Tijdens het bewind van de regering Bouterse heeft de toenmalige minister van Financiën, Gillmore Hoefdraad, meerdere malen geprobeerd om de oliebronnen van Staatsolie te verkopen. Naar verluidt, wilde hij de Surinaamse oliebronnen offshore verkopen aan een buitenlands bedrijf. Er was zelfs correspondentie gevonden waaruit blijkt dat Hoefdraad bezig was met onderhandelingen buiten Staatsolie om. Naar verluidt, kwam de directie van Staatsolie erachter waar Hoefdraad mee bezig was en heeft toen alles gedaan wat in haar macht lag, om deze onderhandelingen te torpederen. Keerpunt had toen ook vernomen, dat de ex-directeur van Staatsolie, zelfs onenigheid heeft gehad met Hoefdraad over deze zaak, en dat er harde woorden zijn gevallen. In het geval van de gewezen Staatsolie-directeur, zijn wij hem erkentelijk voor zijn integriteit, moed en bereidwilligheid om onze belangen te allen tijde te waarborgen. Zonder zijn moed en standvastigheid, waren onze oliebronnen nu in buitenlandse handen. Het signaal was toen al duidelijk, dat Staatsolie niets zou verkopen. En dat de enige partij die daarover kan onderhandelen, is conform de wet, Staatsolie. Niet de regering, niet de minister van Financiën en ook niet de minister van Natuurlijke Hulpbronnen, kunnen hierover onderhandelen. Block 58 is momenteel voor de volle 20 procent van Staatsolie en niet van de Staat Suriname. Staatsolie is niet van plan om Block 58 of een deel daarvan te verkopen of verpanden. Staatsolie alleen kan de 20 procent verpanden, maar daar moeten Finance Director Agnes Moensi-Sokowikromo en de huidige CEO, Annand Jagesar, voor tekenen en dat zullen zij niet doen. Van alle kanten is er belangstelling voor Block 58 en de study area. Alleen via Staatsolie is verkoop mogelijk. Dit is bij wet geregeld.

Keerpunt was zeer onder de indruk van de reacties en onderbouwing van Eddie Jharap, oud-directeur van Staatsolie, op zijn sociale media pagina. Hij liet weten, dat alle aardolievondsten in Suriname, zowel op land als in zee, eigendom zijn van de concessiehouder, de N.V. Staatsolie (Petroleumwet 1990). “In het zeegebied heeft Staatsolie productie- en winstdelingscontracten getekend met buitenlandse aardoliemaatschappijen. Deze oliemaatschappijen hebben risicodragend kapitaal en kennis aangewend om aardolie te vinden. De regering van Suriname zelf kan geen enkele olievondst verkopen. De regering van Suriname en Staatsolie zijn twee verschillende juridische entiteiten met gescheiden bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Ze moeten niet met elkaars operationele zaken bemoeien. Staatsolie is een zelfstandige naamloze vennootschap en heeft de regering niet nodig om haar bedrijfsdoelstelling te realiseren”, aldus Jharap. Verder stelt Jharap, dat de Raad van Commissarissen (RvC) een adviserende rol heeft met betrekking tot de directie en toezicht houdt op de realisatie van de doelstellingen van de jaarbegroting. ‘’De realisatie van de doelstellingen van Staatsolie is een verantwoordelijkheid van de directie en de RvC is geen verlengstuk van de politiek c.q. regering of het parlement van Suriname. Ook niet bij Staatsbedrijven die als NV’s zijn opgezet”, zegt Jharap. Hij verduidelijkt, dat de aandeelhouder de directeur van Staatsolie geen opdrachten kan geven die tegen de belangen van het bedrijf ingaan. “De wet beschermt de directeur”, zegt hij. In 1998 wilde de vertegenwoordiger van de aandeelhouder van Staatsolie, de regering, dat Staatsolie een deel van haar aardolie in de grond moest verkopen, zodat de regering haar financiële verplichtingen na kon komen. Jharap was destijds de directeur en hij weigerde, waarop hij werd ontslagen. Jharap stapte vervolgens naar de rechter die het ontslag ongegrond verklaarde en eiste, dat Jharap zijn functie weer terugkreeg. “Laten we het debacle van president Wijdenbosch niet herhalen. Zelfs een ezel struikelt niet over dezelfde steen”, benadrukt Jharap.

More
articles