Onder leiding van de toenmalige regering werd op 18 mei 2020, een schatkistpromesse ondertekend voor een bedrag van SRD 648.800.000. Dit bedrag werd onder de noemer geplaatst, die valt onder artikel 21 van de Bankwet van 10 oktober 1956. Op 27 mei 2020, twee dagen na de verkiezingen heeft de demissionaire regering onder leiding van Desiré Bouterse en de gewezen minister van Financiën, Gillmore Hoefdraad, een bedrag van SRD 400.000.000 getrokken bij de Centrale Bank van Suriname (CBvS) in het kader van de Wet Uitzonderingstoestand COVID-19 van 9 april 2020. Deze informatie is terug te vinden op de website voor het Bureau voor de Staatsschuld. De redactie van De West, heeft enkele deskundigen geraadpleegd met betrekking tot deze transacties. Zij waren zonder uitzondering verbaasd, dat de huidige governor, Maurice Roemer, hieraan heeft meegewerkt. “Hoe is het mogelijk dat hij als governor medewerking heeft verleend aan een regering die inmiddels al was weggestemd door het volk. Het is onkan en een vreselijke daad, dat je alsnog goedkeuring geeft om het bedrag van SRD 648.800.000 te laten trekken. Als integer mens had je van alles gedaan om deze transacties te dwarsbomen, gezien je weet dat er misbruik werd gemaakt van artikel 21 van de Bankwet”, aldus een econoom. Prof. Anthony Caram had in 2019 hiervoor gewaarschuwd. Hij haalde aan, dat onze huidige Bankwet voor meerdere interpretaties vatbaar is, daarom is het volgens hem belangrijk, dat de Bankwet aangepast wordt naar de internationale ontwikkelingen bij centrale banken. Er ligt een nieuw concept klaar, maar volgens Caram is het niet nodig om een geheel nieuwe Bankwet te maken. De huidige Bankwet kan aangepast worden. Het zal voor het parlement ook veel gemakkelijker zijn om een aangepaste wet te behandelen. Het probleem is volgens Caram, dat politici niet staan te popelen om de nieuwe wet aan te nemen, omdat daarin de invloed van de politiek binnen de Centrale Bank verzwakt wordt. Caram bracht destijds ook in herinnering, dat in 2016 er een gentleman’s agreement is afgesloten, waarbij is bepaald dat de regering geen beroep meer zal doen op de monetaire reserve. “Helaas is men gaan lenen bij de commerciële banken en noemen ze dat geen monetaire financiering tegen alle monetaire definities en theorieën in”, zei Caram. Artikel 21 van de Bankwet geeft aan, dat de Centrale Bank verplicht is om op afroep van de minister van Financiën, voorschotten aan de staat te geven tot 10 procent van de ontvangsten op de lopende rekening. Caram zei dat de omvang van de lopende rekening in 2018 SRD 6,7 miljard bedroeg en dat 10 procent hiervan, SRD 670 miljoen is. Volgens de Bankwet mag de Centrale Bank alleen krediet geven aan de overheid ter tijdelijke versterking van de staatskas. Dit krediet dient, aldus Caram, binnen zes maanden terugbetaald te worden. “Een wijze Centrale Bank bankier zou zeggen, dat je sinds jaar en dag enorme financieringstekorten hebt en dat de behoefte die je hebt, geen tijdelijke is, maar een permanente behoefte”, zei Caram.
Hij benadrukte dat in de Bankwet expliciet staat dat de Centrale Bank nimmer en principieel op lange termijn geld aan de overheid mag verstrekken. ‘’ik heb er dan ook problemen mee wanneer de regering zegt dat zij conform de Bankwet heeft gehandeld.’’ Caram ziet hierin duidelijke risico’s. Hij ziet eerder dat er een beroep wordt gedaan op de Centrale Bank. Ook bestaat de garantie er volgens hem niet dat de Bank het geld terugkrijgt. Caram legde uit dat de Bankwet voorschrijft dat de overheid krediet mag nemen tegen schatkistpapieren. Echter bieden schatkistpapieren vandaag de dag volgens hem, geen garantie meer. “Dus het is heus niet zo gemakkelijk om uit te gaan van het feit dat je een toevlucht kunt nemen tot de Centrale Bank”, aldus Caram. Hij is er een voorstander van dat er overleg wordt gepleegd om tot een oplossing te komen. Caram merkte op dat in de meeste gevallen gekozen wordt voor het pad van monetaire financiering in plaats van het nemen van draconische maatregelen, omdat dergelijke maatregelen sociale turbulentie met zich meebrengen waarop politici niet zitten te wachten. ‘’Monetaire financiering is slechts een kortetermijnoplossing voor financiële problemen van de overheid, maar op de lange termijn zorgt het voor heel wat problemen’’, aldus Caram. De Centrale Bank heeft tot doel het streven naar stabiliteit in de interne en externe waarde van onze nationale munteenheid. Caram benadrukte daarom de rol van een onafhankelijke president van de Centrale Bank. Hij geeft aan dat zolang de nieuwe aanpassingen niet komen in de Bankwet, de twee monetaire autoriteiten met goed overleg maatregelen kunnen nemen.