In Suriname worden er veel talen gesproken en natuurlijk ook door kinderen die op school moeten leren, in het bijzonder kinderen in het binnenland, is Nederlands zeker niet hun moedertaal. Reshma Mangre, voorzitter van de Bond van Leraren/Alliantie van Leerkrachten in Suriname, blijft van mening, dat het reageren op de mondelinge en schriftelijke Nederlandse taal, voor veel leerlingen een dubbele belasting betekent. Van leerlingen wordt volgens Mangre, verwacht dat zij in het Nederlands les kunnen volgen. “Een taal die veel leerlingen niet ten volle beheersen. Daarom is het van groot belang, dat leerkrachten van deze situatie op de hoogte zijn en in de klassen ook concreet rekening gehouden met deze situatie”, aldus Mangre recentelijk in het radioprogramma ABC Aktueel.
Mangre verklaarde, dat veel kinderen pas geconfronteerd worden met een bijna volledig Nederlandse taal als gevolg van hun omgeving. Mangre: “Als ze op school komen, wordt van hen verwacht, dat zij in het Nederlands kunnen functioneren.” Leerkrachten zullen volgens Mangre, behalve de Nederlandse taal, ook de mogelijkheid moeten krijgen en of hebben andere talen te gebruiken, die in de klas als hulptaal kunnen functioneren. “Door dit door te voeren, kunnen de schoolprestaties beter worden”, stelde Mangre.
Volgens Mangre, krijgen vooral leerkrachten in het binnenland te maken met dit fenomeen. Mangre: “Kinderen hebben thuis een andere taal en wanneer ze op school komen, worden ze geconfronteerd met het Nederlands, waardoor ze veelal de lessen niet goed kunnen volgen.” Leerkrachten in het binnenland zullen volgens Mangre positiever moeten staan tegenover meertaligheid in de klas. Meertaligheid hoeft volgens Mangre, geen reden te zijn om te twijfelen aan de positie van het Nederlands; de instructietaal en de voertaal in het onderwijs. Mangre zei, dat het Nederlands nog steeds de enige taal is, die door de meerderheid gebruikt wordt.
Volgens Mangre, zal in percentages uitgedrukt moeten worden, hoeveel talen kinderen thuis spreken. Mangre haalde een voorbeeld aan, dat in Paramaribo-Noord kinderen, die uit Brazilië komen Portugees praten en de taal uit de eigen omgeving dominant overheerst “Leerkrachten houden er meestal rekening mee, omdat de overschakeling gemakkelijker gaat, in vergelijking met het binnenland. Daar gaat het veel moeilijker”, benadrukte Mangre.
Mangre vertelde, dat een belangrijke stap in de beleidsontwikkeling, de beleidsvoorbereiding is en dat bij een eventuele introductie van de meertaligheid, een gedegen onderzoek vooraf verreist zal zijn. Volgens Mangre, is ook bij het slagingspercentage geconstateerd, dat kinderen ook minder voor Nederlands scoren. Het is volgens haar belangrijk, dat er gestreefd moest worden kinderen gelijke kansen te geven in het onderwijs.
Vervolgens stelde Mangre, dat het ook belangrijk is, dat er een onderzoek komt over de ervaringen en opvattingen van leerkrachten en leerlingen. Volgens Mangre, zal deze informatie, als basis moeten dienen voor de ontwikkeling van het taalbeleid in Suriname of dat er überhaupt meertaligheid in het onderwijs zal moeten komen. “Het zal een prioriteit moeten zijn van de minister van Onderwijs om dit vraagstuk op de agenda te plaatsen en er een beleidszaak van te maken, zodat die uitgevoerd kan worden”, aldus Mangre.