Verzetzaak Bouterse verdaagd naar 31 maart
De zitting van de Krijgsraad in het 8 decembermoorden strafproces tegen Desiré Bouterse, vond vandaag achter gesloten deuren plaats en werd wederom verdaagd naar 31 maart. De zaak werd uitgesteld, vanwege de excepties die raadsman Irvin Kanhai heeft opgeworpen in de 8 december verzetszaak. Kanhai stelde, dat de auditeur-militair een mislukte poging heeft ondernomen te vergoelijken, dat hij structureel en flagrant in strijd met de wet handelt en blijft erbij, dat de dagvaarding daarom nietig verklaard dient te worden, omdat deze niet voldoet aan de eisen van artikel 242 van het Wetboek van Strafvordering. De Krijgsraad zal zich nu buigen over hetgeen naar voren is gebracht door Kanhai en eind volgende maand, een oordeel vellen over de bezwaren die door Kanhai naar voren zijn gebracht. Kanhai vindt dat de Krijgsraad niet voorbij kan gaan aan het door hem gestelde. Volgens Danning, is er geen sprake van nietigheid van de dagvaarding. Hij wees erop dat in geval de verdachte niet op de hoogte was van de inhoud van de dagvaarding, hoe Kanhai dan verweer heeft gevoerd. Naar zijn oordeel, voldoet de dagvaarding aan alle wettelijke eisen. Hij onderbouwde dit door te stellen, dat inmenging in zaken die reeds bij de rechter zijn, niet is toegestaan. Hij verwees hierbij naar artikel 131 van de Grondwet.
Kanhai is van mening, dat niet een dagvaarding is uitgereikt aan de verdachte, maar een bescheid. Hij benadrukte reeds dat in de eerste dagvaarding (verstekzaak) medeplegers waren genoemd, die intussen zijn veroordeeld of vrijgesproken. Daarom behoorde naar zijn zeggen, het Openbaar Ministerie conform de wettelijke regeling te handelen bij het dagvaarden van Bouterse. Het bescheid dat door de vervolgingsambtenaar en nadrukkelijk niet door de auditeur-militair is uitgereikt, voldoet volgens de raadsman, niet aan zeker twee van de bepalingen in artikel 242 van Strafvordering. Danning gaf voorts aan, dat hij op 27 december 2019 als plaatsvervangend auditeur-militair, de dagvaarding van Bouterse heeft ondertekend, terwijl Kanhai van mening is, dat Danning dat niet heeft aangegeven. Hij voerde voorts aan dat de Krijgsraad op 20 juni 2016 ondubbelzinnig heeft aangegeven, dat de wijziging van de Amnestiewet, als inmenging in de lopende strafzaak kan worden gezien, wat verboden is. Kanhai vindt daarentegen dat de gunstigste bepaling voor een verdachte, moet worden toegepast. Daarom is Kanhai van mening, dat het de gewijzigde Amnestiewet moet zijn. Kanhai wenst dat zijn verweren gegrond worden verklaard.
Bouterse was persoonlijk aanwezig om zichzelf te verdedigen, omdat hij verzet heeft aangetekend tegen het vonnis dat op 29 november 2019 werd gewezen. Toen werd hij bij verstek veroordeeld tot 20 jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf zijn betrokkenheid bij de 8 Decembermoorden, gepleegd in 1982. De Krijgsraad doet op 31 maart uitspraak in deze verzetzaak van Bouterse. De zitting is verdaagd naar 31 maart. De Krijgsraad gaat zich nu buigen over de verweren die door de verdediging van Bouterse zijn aangevoerd.