Hoe vaak horen we niet: ‘Suriname is een rijk land. De rijkdom zit in de grond…’. Het lijkt op een mooie droom en het is een uiting van ‘wishful thinking’. De werkelijkheid is helaas te vaak een ‘fata morgana’, ofwel een niet echt bestaande lichtspiegeling. Zelden in de afgelopen decennia is de economie van Suriname er zo slecht aan toe geweest als in de huidige tijd. Het is het gevolg van een desastreus financieel-economisch beleid van de afgelopen jaren, van economische wetteloosheid, fraude en diefstal door bestuurders van het land en (parastatale) bedrijven onder het wegkijkende ‘toeziend oog’ van De Nationale Assemblee en raden van commissarissen die geen halt toeriepen tegen wanbeleid en malversaties.
In 2020 treedt een nieuwe regering aan met prachtige beloften, een reddingsplan dat ingezet zal worden binnen 200 dagen. Natuurlijk redt de huidige regering het niet om het land op korte termijn uit de economische misère te halen. Daarvoor zijn de schulden veel te hoog, is de binnenlandse productiviteit te laag en is de economische toegevoegde waarde van de binnenlandse productie ontoereikend. De bevolking is lam geslagen. Zo lang 70 à 80 procent van de bevolking onder de armoedegrens leeft en 85 procent van de ambtenaren op de armoedegrens leeft, zoals Richard Kalloe op 14 februari 2021 stelt in de Suriname Herald, mag je niet veel verwachten. Het grootste deel van de bevolking is bezig te overleven. Er moet dagelijks worden gegeten en er moet worden voorzien in de meest basale behoeften. Een groot deel van de Surinaamse bevolking leeft op de onderste twee treden van de bekende piramide van Abraham Maslov. Velen zijn druk met het voorzien in de dagelijkse levensbehoeften (eten en drinken) en het zekerstellen van veiligheid en geborgenheid. Velen komen niet of nauwelijks toe aan de hogere doelen, zoals het hebben en onderhouden van sociale contacten, het verkrijgen van erkenning en uiteindelijk het realiseren van hogere persoonlijke ontwikkeling.
Het is een utopie om te denken dat buitenlandse investeerders naar Suriname zullen komen om er bedrijven op te zetten en de economische welvaart te brengen. Buitenlandse investeerders nemen beslissingen op basis van harde economische parameters en niet op grond van sociaal mededogen met de bevolking van Suriname. Er worden bij Alcoa in Pittsburgh, echt geen tranen gelaten sinds de beëindiging van de Surinaamse activiteiten in 2015. Het vertrek was gebaseerd op keiharde economische parameters. De economische parameters in Suriname zijn gewoon niet goed of althans onvoldoende. Een voorbeeld daarvan is dat Suriname op plaats 94 staat in de Corruption Perception Index 2020 van Transparency International, met maar 38 van de 100 te behalen punten. Daarmee staat Suriname in het ‘rechter rijtje’ en dat is gewoon niet iets om trots op te zijn.
Er is veel kritiek op de huidige regering. Dat is niet anders dan tijdens de vorige regering. In dat opzicht is er niet veel veranderd sinds mei 2020. Het grote gemis in al die kritiek is een duidelijke richting aangeven waar Suriname dan wel heen zou moeten. Daar waar wel oplossingen worden aangedragen, ontbreekt het vaak aan een diepgaande economische analyse, want wat er ook zal gebeuren, de economische problemen met als grootste zorg de schuldenlast, moeten het hoofd worden geboden. In dat opzicht is het beleid van de huidige regering om te komen tot een herstructurering van de buitenlandse schuld goed, maar nog niet voldoende.
Er zijn veel landen zoals Suriname. Landen met grondstoffen en natuurlijke rijkdommen. Veel van deze landen zijn de status van ‘ontwikkelingseconomie’ niet of nauwelijks ontgroeid en zien zich met armoede en corruptie geconfronteerd. In veel van deze landen is een zogenaamde informele economie zichtbaar. Dit uit zich door het bestaan van zwarte markten, onofficiële valutakoersen, milities die binnen bepaalde gebieden de macht hebben, geweld tegen de burgerbevolking, religieuze pressie en het bestaan van een machtsvacuüm vanuit het perspectief van de officiële regering. Dit geldt ook voor landen die beschikken over grote natuurlijke rijkdommen waaronder oliebronnen, zoals Nigeria en Venezuela.
Op zich zijn dat landen die in potentie over grote rijkdom zouden moeten beschikken, maar in werkelijkheid grote economische en sociale problemen kennen. Het simpele feit dat Suriname olie heeft gevonden in zijn deel van de Atlantische Oceaan, is geen garantie op economische welvaart. Het zal heel veel zorgvuldig beleid, integriteit van het bestuur en corruptiebestrijding vergen om de opbrengsten van die olie daadwerkelijk ten goede te laten komen aan de Surinaamse bevolking en om de mensen te verheffen boven de armoedegrens. Voor de huidige regering van Suriname is dit de allergrootste uitdaging.
Grondstoffen vormen de basis voor een productieproces, ze zijn nodig om waardevolle producten te produceren, maar grondstoffen vormen slechts een klein onderdeel van de economische waarde van het eindproduct. De grondstoffenleverancier krijgt dus ook enkele kruimels van de economische taart, terwijl de grote stukken taart elders worden verdeeld. Zo is het al eeuwen gegaan. Vroeger op barbaarse wijze met demonische uitwassen als slavernij. Het ging uiteindelijk om het verplaatsen van de rijkdom naar andere landen met als resultaat dat het land van herkomst van die rijkdom in armoede achterbleef. Tegenwoordig op meer subtiele wijze door zogenaamde Chinese of andere ondersteuning bij de ontwikkeling van de technische infrastructuur (asfaltering van wegen, geven van lenigen, uitbaggeren van vaargeulen e.d.) of het delven van goud door ‘keurige’ Westerse ondernemingen.
Het resultaat is helaas precies hetzelfde: nog steeds leeft een te groot deel van de Surinaamse bevolking op of onder de armoedegrens. Het is een utopie om te geloven dat de financieel-economische ondersteuning van China, Amerika of andere landen (Nederland inclusief) uit naastenliefde wordt gegeven; het gaat om geld en om economische toegevoegde waarde voor de gevers van de ondersteuning. Ieder die gelooft in goedgeefsheid of naastenliefde, leeft in een droom. Het is om die reden een fabel om te stellen dat Suriname een ‘rijk land’ is, omdat er zoveel grondstoffen zijn. De rijkdom zit niet in de grondstoffen, maar in de potentie wat je ermee zou kunnen doen. Dus als de grondstoffen worden geëxporteerd, dan vallen de opbrengsten in het buitenland en niet in Suriname.
De lucratieve grondstoffen waarover Suriname beschikt, vormen een aantrekkingskracht voor grote internationale ondernemingen. Die zijn echter alleen in die grondstoffen geïnteresseerd, halen die op, nemen die mee en voegen economische waarde toe in andere landen en dus niet in Suriname. Hierin ligt volgens mij één van de kernen waarop het economisch beleid van Suriname zou moeten worden gebaseerd, namelijk het zoeken naar de mogelijkheid om economisch toegevoegde waarde te creëren in Suriname in plaats van alleen grondstoffen te exporteren naar andere landen. Het moet mogelijk zijn om (delen van) het productieproces van duurzame eindproducten op te zetten in Suriname. De grondstoffen zouden dan niet worden geëxporteerd, maar dienen als basis voor een productieproces in het land. Economische toegevoegde waarde wordt dan in Suriname gecreëerd in plaats van in het buitenland.
In dat opzicht heeft Suriname een goede uitgangspositie. Arbeid is in vergelijking met andere delen van de wereld relatief goedkoop, wat leidt tot een concurrentievoordeel. Grondstoffen voor de productie zijn in het land aanwezig en hoeven dus niet te worden geïmporteerd. De geografische locatie aan de kust van de Atlantische oceaan biedt mogelijkheden voor de fysieke distributie. De luchthaven Zanderij zal op termijn wel moeten worden gemoderniseerd. De houtindustrie kan als voorbeeld dienen. Suriname is officieel het meest groene land ter wereld en het heeft om die reden een grote potentie in de houtindustrie. Hout is een belangrijk exportproduct van Suriname.
In andere delen van de wereld worden grote gebieden geteisterd door bosbranden en andere natuurrampen zoals aardbevingen. Er is grote behoefte aan snelle herbouw van woningen. Is het niet mogelijk om onderdelen van prefab woningen (complete panelen) te produceren in Suriname en deze panelen te exporteren naar gebieden waar huizen door natuurgeweld zijn verwoest? De productie van prefab woningen kan worden gecompleteerd met inrichtingen van woningen en overig aanbehoren, zoals bijvoorbeeld meubels.
Water is een ander voorbeeld. Suriname bevindt zich op het grootste zoetwaterplateau van de wereld. Elke dag stromen enkele miljarden kubieke meters zoet water de Atlantische oceaan in. Onderzoek van de Technische Universiteit van Delft in het begin van deze eeuw heeft aangetoond dat de kwaliteit van het Surinaamse water goed is, zij het dat het moet worden gezuiverd. Tegelijk zijn er landen in de wereld die een notoir gebrek hebben aan zoet water, te beginnen in het Caribische gebied, waar veel eilanden het zeewater ontzilten en omzetten naar zoet water. Dit kost veel energie, leidt tot CO2 uitstoot en door de afscheiding van zoutmoleculen in de zee, leidt het tot aantasting van het ecologische evenwicht. Surinaams water zou in enkelwandige tankers die geen olie meer mogen vervoeren, kunnen worden vervoerd naar die gebieden in de wereld, ook ver buiten het Caribisch gebied, die een watertekort hebben. Daarnaast zou Suriname op grote schaal water in flessen voor consumptie kunnen produceren en exporteren. ‘Aqua-Su’ lijkt me een aardige naam.
Op soortgelijke wijze kan worden onderzocht hoe Suriname de aanwending van goud naar het land kan toetrekken in plaats van goud nu te exporteren. In het buitenland wordt goud aangewend in allerlei productieprocessen tot en met aanwending als basis voor juwelen. Ontwikkel dergelijke processen meer in Suriname en trek daardoor een groter deel van de economisch toegevoegde waarde naar het land. Haal meer geld uit de grondstoffen die Suriname worden gedolven door economisch toegevoegde waarde in het eigen land te realiseren.
In de bedrijfseconomie worden de aaneengeschakelde bedrijven vanaf grondstoffen tot eindproduct een ‘bedrijfskolom’ genoemd. Dit zijn ondernemingen die vanaf de leverancier van grondstoffen ieder een deel van het productieproces voor hun rekening nemen en de deelproducten (of halffabricaten) doorleveren aan de volgende onderneming in de kolom totdat de laatste onderneming het eindproduct op de markt brengt. Vooral die laatste ondernemingen proberen een steeds groter deel van het productieproces naar zichzelf toe te trekken door verticale integratie, ofwel het overnemen van de leveranciers, waardoor een steeds groter deel van de economisch toegevoegde waarde aan die laatste onderneming toekomt.
Die economisch toegevoegde waarde leidt tot toename van de welvaart, het ontstijgen van het armoedeniveau en uitzicht op een beter bestaan. Een groter deel van de economisch toegevoegde waarde moet in Suriname achterblijven. Suriname moet proberen meer delen van de bedrijfskolom naar het land toe te trekken opdat zo kan worden bijdragen aan de verhoging van het welvaartsniveau. Rijkdom zit niet in de grondstoffen, maar wel in wat je met die grondstoffen doet. Grotere delen van het productieproces moeten naar Suriname worden getrokken, wat tot meer werkgelegenheid zal leiden. Daar blijft het echter niet alleen bij.
Om te kunnen komen tot niet alleen méér werkgelegenheid, maar ook duurzame werkgelegenheid, zal Suriname moeten investeren in scholing en opleiding. De duurzaamheid van economische welvaart is verankerd in onze kinderen. Alleen als onze kinderen degelijk worden opgeleid en wanneer scholing aansluit bij internationale onderwijsnormen, kan de economische welvaart wortel schieten. Het land heeft grote behoefte aan mbo, hbo en universitair geschoolde krachten. Te veel jongeren zoeken hun heil in het buitenland en blijven daar, terwijl de potentie in Suriname ligt.
Prof. Dr. Peter Diekman RA
Hoogleraar Anton de Kom Universiteit van Suriname