Heftige discussies over ruimte voor lening SRD 1.5 miljard

De assembleeleden Asiskoemar Gajadien (VHP) en Miquella Soemar-Huur (PL), hebben een initiatiefwet ingediend waarbij gevraagd wordt om het leningenplafond van 60 procent naar 90 procent van het bruto binnenlands product (bbp) te verhogen. Zo zal de regering ruimte krijgen om SRD 1.5 miljard te lenen van de Centrale Bank van Suriname voor het financieren van noodvoorzieningen in het kader van COVID-19.

Met name de NDP-fractie is fel hiertegen, omdat de internationale norm gesteld is op 60 procent. Rabin Parmessar (NDP) zei dat het voornemen om de Wet op de Staatsschuld te wijzigen, grote implicaties heeft, maar zo simpel is gepresenteerd. Volgens hem kan de NDP-fractie zonder een gedegen planning waaraan het bedrag besteed zal worden, niet meegaan met de goedkeuring. Parmessar zei dat de regering eerst een schuldsaneringsplan moet indienen voordat er verder kan worden ingegaan op de materie.

Gelet op de felle kritiek op een wijziging van de Wet op de Staatsschuld van veel leden van de toenmalige oppositie die nu in de coalitie en de regering zitten, zei Parmessar dat hij verwacht had dat de wet nu helemaal gereviseerd zou worden. Het assembleelid zei dat hij overigens ook geen redenen ziet om af te wijken van de internationale norm van 60 procent voor het obligoplafond. “De vorige regering heeft dat ook niet gedaan, maar slechts leenruimte gecreëerd”, zei Parmessar. In artikel 3a van de wet is opgenomen dat indien bij de inwerkingtreding van de wet het obligoplafond van de staatsschuld is overschreden, toestemming moet zijn verleend voor die overschrijding. Volgens Parmessar wil de regering de wet wijzigen omdat na de devaluatie, het maximaal procent van 95% is overschreden. “U noemt dat unificatie, maar unificatie is een beleidskeuze, want er zijn andere instrumenten.”

Mahinder Jogi (VHP), voorzitter van de commissie van rapporteurs, zei dat de regering niet in staat is om noodvoorzieningen in het kader van COVID-19 te financieren. “Vanwege de financieel-economische crisis, kan deze behoefte niet gefinancierd worden uit de bestaande begrotingsmiddelen en leningen en zal deze noodzakelijke financieringsmogelijkheid gecreëerd worden door de Centrale Bank van Suriname. Met de inschatting van het bedrag van SRD 1.5 miljard wordt aan de minister van Financiën toestemming verleend om af te wijken van het percentage van de Bankwet. Hiermee wordt ook aan de governor toestemming verleend, omdat er consequenties zijn aan het overschrijden van percentage”, legde Jogi uit. Hij vroeg wel aan de regering welke garantie zij geeft dat het ter beschikking stellen van dit bedrag, geen invloed zal hebben op de situatie in het land welke negatief kan werken op de economie, welke weer kan doorwerken op de koersontwikkeling en de prijzen. Jogi vroeg ook om een concrete onderbouwing van de essentiële goederen en diensten die betaald zullen worden uit dit bedrag en dat dat de middelen op de juiste manier aangewend zullen worden.

De Centrale Bank vroeg in een noot, een onderbouwing van het bedrag dat de regering vraagt. Daarnaast liet de governor weten dat de moederbank pas kan overgaan tot het geven van het voorschot, indien het parlement toestemming verleent om af te wijken van het maximale percentage van de voorschotten. Voorts gaf de governor aan dat gezien de huidige covid-crisis in Suriname, het noodzakelijk is dat er financiële ruimte wordt gecreëerd om in de noden van de samenleving te voorzien. Derhalve geeft de moederbank aan dat wetgeving een politieke beslissing is en dat het niet verwachtbaar is dat hun kritische noot weerklank zal hebben in de deliberaties. Echter werd benadrukt dat de governor en functionarissen van de moederbank, gevrijwaard blijven van consequenties die zullen voortvloeien uit de overschrijding van het plafond.

-door Priscilla Kia-

 

More
articles