De ex-minister van Financiën, Gillmore Hoefdraad, had in april van dit jaar, een lening afgesloten met de Islamic Development Bank (IsDB). Het ging hierbij om ondersteuning van de IsDB in het kader van de bestrijding van COVID-19. De leningsvoorwaarden van de bestaande leningsovereenkomst tussen de International Islamic Trade Finance Corporation (ITFC, een dochteronderneming van de Islamic Development Bank) en Suriname voor een bedrag van USD 25 miljoen, werden als gevolg van COVID-19 versoepeld. Hierbij werd de import van babyvoeding en nog andere essentiële middelen gegarandeerd door de Murabaha-leningsovereenkomst tussen de ITFC en Suriname.
Deze overeenkomst werd reeds ingezet voor de import van medicijnen en medische verbruiksartikelen via het Bedrijf Geneesmiddelen Voorziening Suriname (BGVS) samen met het ministerie van Volksgezondheid.
Het ging onder andere om tarwe via meelmaatschappij De Molen, babyvoeding via Nutrisur, brandstof via Staatsolie en inputs voor de agrarische sector via het ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij. Naar wij vernemen, is ook van deze lening geen administratie terug te vinden op het ministerie van Financiën.
“Wij denken dat het geld dat beschikbaar was gesteld door IsDB, gewoon samen is gezet in het COVID-19 Noodfonds en dat er van daaruit, geen verdere administratie is bijgehouden en dat het geld daardoor is verdampt. De ex-minister van Financiën, Gillmore Hoefdraad, heeft de afgelopen maanden verzuimd te voldoen aan aflossingsregeling van deze lening. Er is hierdoor een betalingsachterstand ontstaan bij de IsDB, waardoor de levering van tarwe, babyvoeding en medicijnen, degelijk gevaar konden lopen”, aldus onze bron. Naar verluidt heeft de minister van Financien en Planning, Armand Achaibersing, vorige week toch nog een deelbetaling kunnen doen aan de IsDB, zodat er voor de komende periode geen stagnatie zal ontstaan in de aanschaf van deze hoognodige middelen.
Noodfonds
Vorige week maakte de minister van Financiën en Planning tijdens een persconferentie van de ministerraad, er gewag van dat de administratie van het COVID-19 Noodfonds, niet te vinden is op het ministerie van Financiën. De bewindsman stelde dat de directie en stafleden op het ministerie, niet over de administratie van het noodfonds beschikken. Van de SRD 400 miljoen die in het noodfonds was, is een bedrag van SRD 110 miljoen overgebleven. Naar verluidt werden de betalingsopdrachten doorgegeven aan de Centrale Bank van Suriname (CBvS). De CBvS beschikt over de financiële mutaties van de betalingsopdrachten. In dit geval is de moederbank niet bevoegd om de opdracht tot uitbetaling te beoordelen, omdat zij de kassier is van de staat. Vanuit de moederbank kunnen de mutaties wel gevolgd worden. Achaibersing gaf verder aan, dat de regering niet te lang toe zal kunnen met het resterende bedrag van SRD 110 miljoen. Er zal gekeken worden of de betalingen die zijn gedaan uit het fonds nodig waren. De Wet uitzonderingstoestand COVID-19, moet uiterlijk 9 augustus in het parlement behandeld worden.