Tweede strafvordering met 11 strafbare feiten
Gillmore Hoefdraad, ex-minister van Financiën, wordt al vanaf de eerste vordering van het Openbaar Ministerie in april, als verdachte aangemerkt en zou zich schuldig hebben gemaakt aan overtreding van artikel 18 en 21 van de Bankwet en artikel 13 van de Anti-corruptiewet. Hoefdraad wordt er ook van verdacht, zich schuldig te hebben gemaakt aan oplichting. Net als in de eerste vordering, heeft procureur-generaal (PG) Roy Baidjnath Panday, het tweede verzoek van ‘in staat van beschuldigingstelling’ gestuurd naar De Nationale Assemblee, inclusief een lijvig document, waarin de strafbare feiten van de ex-minister worden opgesomd. Naast de strafbare feiten, heeft Hoefdraad alle bezittingen van de Staat Suriname laten taxeren.
Deze gegevens zijn uitvoerig uitgewerkt in het proces-verbaal van de PG. In de brief die hij richtte aan alle ministeries, bedrijven en organisaties waarin de overheid aandelen bezit, gaf hij aan, dat de staat Suriname een inventarisatie en waardering wenst te doen van alle activa die onder haar vallen. “Het doel hiervan was volgens Hoefdraad het verkrijgen van een juist en volledig beeld van de bezittingen van de staat Suriname. Beleidsmedewerkers van de afdeling Economische Aangelegenheden (EA) van het ministerie van Financiën zullen u benaderen om uw medewerking hieraan te verlenen. Het betreft de informatieverzameling over de staatsaandelen en/of bezittingen van de staat in het bedrijf of organisatie waarover u de directievoering doet”, aldus Hoefdraad.
Strafbare feiten
Het OM heeft in dit document 11 strafbare feiten vastgelegd, waarvan Hoefdraad wordt beschuldigd. De strafbare feiten zijn gepleegd in zijn ambt als minister van Financiën. De PG wenst tegen Hoefdraad een gerechtelijk vooronderzoek in te stellen op basis van de Wet In Staat Van Beschuldigingstelling en Vervolging Politieke Ambtsdragers. De strafbare feiten waarvan Hoefdraad volgens het onderzoek wordt verdacht, zijn:
- Het tezamen en in vereniging met één of meer anderen medeplegen van opzettelijke overtreding van het bepaalde in artikel 21 leden 2 en 4 van de Bankwet.
- Uitlokking tot opzettelijke overtreding van het bepaalde in artikel 21 leden 2 en 4 van de Bankwet.
- Medeplichtigheid tot opzettelijke overtreding van het bepaalde in artikel 21 leden 2 en 4 van de Bankwet.
- Het tezamen en in vereniging met één of meer anderen medeplegen van niet-opzettelijke overtreding van het bepaalde in artikel 21 leden 2 en 4 van de Bankwet.
- Uitlokking tot niet-opzettelijke overtreding van het bepaalde in artikel 21 leden 2 en 4 van de Bankwet.
- Medeplichtigheid tot niet-opzettelijke overtreding van het bepaalde in artikel 21 leden 2 en 4 van de Bankwet.
- Het tezamen en in vereniging met één of meer anderen medeplegen van het handelen in strijd met een of meer wettelijke voorschriften met name het aangaan van een of meer overeenkomsten ten behoeve of ten laste van de Staat of een staatsinstelling.
- Uitlokking tot het handelen in strijd met een of meer wettelijke voorschriften met name het aangaan van een of meer overeenkomsten ten behoeve of ten laste van de Staat of staatsinstelling.
- Het tezamen en in vereniging met één of meer anderen medeplegen van verduistering van geld of geldswaardig papier gepleegd door een ambtenaar.
- Uitlokking tot verduistering van geld of geldswaardig papier gepleegd door een ambtenaar.
- Het tezamen en in vereniging met één of meer anderen medeplegen van oplichting gepleegd door een ambtenaar, door het begaan van dat strafbaar feit een bijzondere ambtsplicht is geschonden of bij het begaan van dat strafbaar feit gebruik heeft/hebben zich schuldig gemaakt van macht, gelegenheid of middel van de/die ambtenaren door het ambt geschonken.
Verklaringen
Omdat het eerste verzoek van de PG was afgewezen, ging Hoefdraad toen vrijuit, maar de wet in staat van beschuldiging stelling politieke ambtsdragers biedt echter de mogelijkheid voor een hernieuwd verzoek van de PG, als er uit nader onderzoek blijkt, dat er feiten en omstandigheden naar voren komen, die een hernieuwd verzoek rechtvaardigen. Naar verluidt heeft Hoefdraad tijdens zijn verhoor verklaringen afgelegd, die niet helemaal op waarheid berustten. Vervolgens heeft Hoefdraad verklaard, dat de CBvS voor eigen gebruik onroerende goederen mag kopen ingevolge de bankwet. Maar conform de bankwet mag de moederbank geen onroerende goederen kopen, als die niet voor eigen gebruik zijn. Ook heeft Hoefdraad bij de politie verklaard, dat de gebouwen werden verkocht op basis van de geschatte waarde, en dat er geen taxatierapporten hiervoor waren opgemaakt. Maar naar aanleiding van de informatie waarover de politie beschikt, is gebleken dat er van bepaalde panden wél een taxatierapport is, dat Hoefdraad ook naderhand per mail ontving.