De signalen dat de voorzitter van Abop, Ronnie Brunswijk, waarnemend staatshoofd wordt, blijft grote delen van de samenleving bezighouden. Het is meer dan logisch, dat hem hetzelfde lot beschoren zal zijn als D.D. Bouterse, als het om zijn bewegingen op internationale podia zal gaan. Hij zal nooit vrij Suriname buiten onze grenzen op normale wijze kunnen vertegenwoordigen, aangezien hij door de justities van Nederland en Frankrijk wordt gezocht. De mogelijke aanstelling van Brunswijk tot vicepresident zal leiden tot dezelfde taferelen als toen Bouterse werd gekozen tot president.
Brunswijk zou de Republiek Suriname deze schande voor een tweede keer kunnen besparen. Bovendien zou hij vanwege de veroordeling voor de bankroof, welk vonnis nog overeind staat, niet voldoen aan de wettelijke vereisten zich kandidaat te kunnen stellen voor het president- of vicepresidentschap.
Ondanks de zaken die zich in het verleden hebben voltrokken, zijn veroordeling voor bankroof en de handelingen gepleegd tijdens de strijd in het binnenland, waarvoor amnestie verleend werd, heeft dit volk hem vergeven en veel zaken zijn in de vergetelheid geraakt. We moeten echter onze geschiedenis nooit en vergeten. De politieke partij DA’91 plaatste een tekst over de criminele handelingen van Brunswijk op haar sociale media pagina. Hieronder de tekst die afgeleid is van verschillende krantenberichten waarin melding wordt gedaan van de gebeurtenissen van de jaren tachtig:
‘Op oudejaarsdag 1984 verscheen op de voorpagina van de Ware Tijd het bericht ‘Verdachte van bankroof aangehouden’. Een man werd ervan verdacht het bijkantoor van de Surinaamse Bank (DSB) in Moengo te hebben beroofd van Sf 85.000.
De 24-jarige verdachte zwaaide 16 april van dit jaar af uit de dienstplicht. Een bekentenis was gisteren nog niet van hem verkregen. Politie, militairen en burgers hadden vrijdag de achtervolging ingezet. […]. Na enige tijd werden zeven plastic zakjes met muntgeld aangetroffen. In de holte van een omgevallen boom. Ook vond men een kinderborstrok met twee gaten, die kennelijk als het masker bij de overval is gebruikt. Het wapen waarmee de overval gepleegd is, en de grote buit zijn nog niet vonden.
Het bleek om Brunswijk te gaan. Hij werd opgesloten, maar zag kans uit Fort Zeelandia te ontsnappen. Op 26 januari 1985 plaatste de Ware Tijd namens de Militaire Politie (MP) en de procureur-generaal een opsporingsbericht. Op 11 juli 1985 verscheen er weer een opsporingsbericht in hetzelfde ochtendblad: Brunswijk zou zich opnieuw schuldig hebben gemaakt aan diefstal met geweldpleging en werd ‘levensgevaarlijk’ geacht. Het bericht was ondertekend door inspecteur van politie Chandrikapersad Santokhi.
Het bleef een tijdje stil, totdat de Ware Tijd op 26 april 1986 melding maakte van een overval op een bank in Tamanredjo. Brunswijk werd verdacht. ‘Brunswijk Ronny voornoemd, is zwaar bewapend met vermoedelijk automatische wapens en wordt derhalve levensgevaarlijk geacht’, waarschuwde de krant.[v] De strafbare feiten waaraan Brunswijk zich schuldig had gemaakt, waarbij sprake zou zijn van ‘grove vormen van agressie’, werden opgesomd: de genoemde bankoverval te Tamanredjo, te Moengo, een roofoverval te Patamacca, beroving van diverse gouddelvers in het binnenland en brandstichting.
Het avondblad De West plaatste op 24 april een opsporingsbericht en op 26 april 1986 nog een, met als kop ‘Verdachte Brunswijk: Gevaarlijk en gewapend’. Op 30 april 1986 stond er op de voorpagina een uitgebreider artikel: ‘Brunswijk de schrik van Moengo Tapoe’. Brunswijk en zijn metgezellen zouden volgens de krant hun agressie ontladen ‘op weerloze mensen uit wie soms informatie werd geslagen’. Het artikel besloot met te zeggen dat Brunswijk tot zijn ontslag uit militaire dienst geen misdadige aanleg toonde. Voor de ‘plotselinge uitbarsting’ konden de bij het onderzoek betrokken autoriteiten geen verklaring geven.
Ronnie Brunswijk, is in maart 1999 door de rechtbank van Haarlem, Nederland bij verstek veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf. Brunswijk is volgens de rechtbank het brein geweest achter drie cocaïnetransporten tussen maart 1996 en juni 1997 van Suriname naar Schiphol. Het ging in totaal om ruim 61 kilo cocaïne.’