Revo-ministers krijgen hun pensioen

Het parlement heeft gisteren besloten dat de ongeveer 50 ministers uit de periode van de staatsgreep (1980-1987), in aanmerking komen voor hun pensioen. De ontwerpwet Financiële Voorzieningen Ministers en Onderministers, is gisteren met algemene 29 stemmen aangenomen. Het initiatiefvoorstel is ingediend door assembleevoorzitter Jennifer Geerlings-Simons en Amzad Abdoel. De oppositie met uitzondering van Carl Breeveld (DOE), onthield zich van stemmen.
In 1994 is de wet door het parlement bijgesteld, waarbij bepaald werd dat alleen ministers die op basis van vrije, geheime en algemene verkiezingen zijn aangesteld, recht hebben op pensioen. Hierdoor hadden de ministers uit de periode van de staatsgreep, geen recht op pensioen. Roche Hopkinson (NDP), voorzitter van de commissie van rapporteurs, zegt dat de wet vrij simpel is. “Een groep Surinamers is onrecht aangedaan door rancune en oud politiek denken. Elke rechtgeaarde Surinamer, politicus en lid van De Nationale Assemblee, zou moeten ondersteunen dat het onrecht ongedaan gemaakt wordt”, sprak Hopkinson. Geerlings-Simons gaf aan, dat de wetswijziging alleen een doorhaling van een zin is. De rest van de wet blijft onveranderd.
De oppositie kon zich niet hierin terugvinden en was tijdens de stemming niet aanwezig in de zaal. Marlon Budike (NPS) zei dat als de ministers zo goed waren, het land geen periode van verval zou hebben, waarbij militairen op het volk werden afgestuurd, er zou geen economische neergang zijn met schaarste, moorden en het spoorloos verdwijnen van mensen.
Patricia Etnel (NPS) opperde dat in de periode van de staatsgreep, er geen sprake was van wet en recht. Ook niet van democratie, daarom zou het niet gerechtvaardigd zijn dat zaken van een staatsgreep rechtvaardig worden in een democratische rechtsstaat.
Volgens Mahinder Jogi (VHP) zou daarnaast ook de economische situatie van het land het op dit moment niet toelaten om de staatskas te belasten. Met de goedkeuring van deze wet zal ongeveer SRD 2.4 miljoen per jaar worden uitgegeven aan de pensioenen van deze ministers.
Breeveld daarentegen is van mening, dat het gaat om een gelijkheidsbeginsel en stelde dat iedereen die gewerkt heeft voor het land, betaald moet worden voor de verrichte diensten.
Geerlings-Simons gaf aan dat in 2015 een soortgelijke regeling is getroffen voor de parlementariërs die de volle periode van vijf jaar niet hadden afgerond. Zij ziet daarom niet in waarom de ministers uit de revo-periode die gewerkt hebben voor het land, niet in aanmerking zouden komen voor een soortgelijke financiële voorziening.

door Priscilla Kia

More
articles