De kwestie rond de vermeende malversaties bij de Surinaamse Postspaarbank (SPSB) is nog niet opgelost of president Desiré Bouterse kondigt de benoeming van vier nieuwe ministers aan. Bestuurskundige August Boldewijn, zegt in gesprek met De West, dat het land een ‘’okrobrafu’’ is geworden. Hij spreekt van een ernstige aangelegenheid bij de SPSB en hekelt het feit dat de president geen reden heeft gegeven voor de vervanging van de ministers.
Kwestie SPSB
Boldewijn legt uit dat zelfs het kleinste gerucht bij een bank kan leiden tot faillissement. Als bestuurskundige kan hij zich niet terugvinden in de manier waarop zaken het daglicht hebben bereikt. Volgens hem zouden de klokkenluiders de juiste wegen moeten bewandelen, alvorens de zaak in de openbaarheid te brengen. Ten eerste hadden de zogenoemde klokkenluiders bij de directie van de bank moeten aankloppen met hun klacht en vervolgens bij het uitblijven van enige acties, de Centrale Bank van Suriname (CBvS) moeten inschakelen. “Indien de CBvS geen onderzoek of inspanningen zou hebben gepleegd, zou het probleem aan de president van het land voorgelegd moeten worden”, zegt Boldewijn.
Hij stelt dat wanneer al deze stappen zijn gezet en er geen acties zijn ondernomen, dan pas in de publiciteit getreden kan worden. De bestuurskundige geeft aan dat voorkomen had moeten worden dat het vertrouwen in de SPSB ondermijnd wordt en dat het vertrouwen bij haar cliënten komt weg te vallen, met als gevolg dat zij hun geld van de bank weghalen en op een andere bank plaatsen. Boldewijn vermoedt dat de vakbond waarbij de werknemers van de bank zijn aangesloten, de informatie heeft gekregen van vermeende malversaties en deze wereldkundig heeft gemaakt. De bestuurskundige hoopt dat het onderzoek in deze zaak snel wordt afgerond.
Nieuwe ministers
De bestuurskundige hekelt het feit dat de president geen reden heeft aangegeven waarom hij Regilio Dodson, Patrick Pengel, Christien Polak en Roline Samsoedienheeft vervangen en op basis waarvan hij Vijay Chotkan, Rabin Parmessar, Sergio Akiemboto en André Misiekaba tot ministers gaat benoemen. “Het volk dient het te weten wanneer ministers worden vervangen en aangesteld”, zegt Boldewijn. Dit gebeurt volgens hem nu op vermoedens. Hij merkt op dat het een cultuur van deze regering is geworden om zonder enige tekst en uitleg ministers te vervangen en aan te stellen. Hij noemt als voorbeeld Dodson en Pengel die vermoedelijk nevenfuncties hadden. Boldewijn benadrukt dat artikel 125 van de grondwet hier duidelijk over is. Desondanks vindt hij dat er rekening had moeten worden gehouden met het functioneren en de belangen van het ministerie. Hij vraagt zich af hoeveel de nieuwe ministers binnen een jaar kunnen doen. De bestuurskundige legt uit dat de nieuwe ministers zich zullen moeten inwerken over de procedures en de processen op hun ministerie, als zij geen fouten willen maken in hun werk. De ministers die zijn ontslagen, hebben recht op zes maanden salaris, indien langer dan een jaar aangezeten en maken ook aanspraak op pensioen.
Boldewijn stelt dat elke wisseling betekent teren op de staatskas en een opeenstapeling van onkosten. Hij benadrukt dat de staatskas, bedragen van belasting bevat die het volk binnenbrengt. “Het zijn onze zweetgelden.” Boldewijn geeft aan dat er voorzichtig en behoedzaam moet worden omgegaan met staatsmiddelen.
door Johannes Damodar Patak