De Surinaamse autoriteiten en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) hebben geen nadere concrete afspraken over de uitvoering van het Stabiliteits- en Herstelplan. De overheid is bezig met de uitvoering van het programma en zit goed op schema. Er zijn veel zaken uitgevoerd die de goedkeuring van het IMF zouden dragen, mocht het om een programma evaluatie gaan. Maar dat is nu niet ter sprake, aangezien er al een verschil van mening is over twee maatregelen die kostenverhogend zijn voor de samenleving. Het recente IMF-bezoek was een reguliere Artikel-4 missie die in het algemeen de economische ontwikkelingen en vooruitzichten onderzoekt. De autoriteiten ontkennen categorisch de uitspraken die in de pers zijn verschenen dat er harde afspraken zijn gemaakt om de energie- en brandstoftarieven op te trekken in januari 2017. De boodschap aan de IMF-missie was dat de brandstofbelasting alleen verhoogd zal worden op basis van onze observaties over de economie. Over elektriciteit is gezegd dat eerst een onderzoek van een internationaal bureau wordt afgewacht.
De autoriteiten hebben het argument aangehaald dat de terugval van de groei, ook door het IMF, te laag was ingeschat en de projecties op basis daarvan herzien moeten worden. Als dit in een later stadium blijkt, moet er kunnen worden toegegeven dat het uitgangspunt verkeerd was en moeten eerder voorgestelde maatregelen opnieuw worden geprogrammeerd. Het IMF is erop gewezen dat wij anders het gevaar lopen dat de economie in een nog zwaardere recessie terechtkomt. Er is met het Surinaamse programma resultaat geleverd op cruciale gebieden die de regering als prioriteit ziet om de economie te balanceren en wederom op het groeipad te trekken. Deze zijn: het sterk terugdringen van het begrotingstekort, opbouw van de monetaire reserves, vrij laten van de wisselkoers, verbeteren van het sociale vangnet en het voorbereiden van wetshervorming en institutionele versterking. Gaandeweg de tweede helft van dit jaar werd duidelijk dat de economische recessie scherper dan eerst werd ingeschat om zich heen grijpt en de koopkrachtdaling grotere proporties aanneemt. Hierdoor wenst de regering verzwarende maatregelen te temporiseren. Het gaat voornamelijk om de verhoging van de brandstofprijzen en elektriciteitstarieven. Met het IMF was afgesproken die per begin 2017 volledig zouden zijn opgetrokken tot het niveau waarop geen overheidssubsidies op deze goederen meer nodig zijn. Volgens de overheid is, gelet op de draagkracht van grote delen in de samenleving, dit later in 2017 of pas in 2018 mogelijk. Dit verschil van opvatting was reeds duidelijk in september toen de minister van Financiën en de governor van de Centrale Bank een onderhoud hadden met de deputy managing director van het IMF. Er is toen gezegd dat partijen, de overheid en het IMF-team, wederom om de tafel zouden kunnen gaan in 2017, indien daartoe aanleiding wordt gevonden. Echter zijn de visies nog niet samengesmolten. Mogelijk lopen ze zelfs verder uiteen. Dit is het geval ten aanzien van de rentevoet en de door het IMF uitgevoerde aannames bij schatting van de monetaire reserves. Bij de autoriteiten kan het er niet in dat de financieel zwaar getroffen bedrijven en huishoudens hogere rentes voor hun leningen zouden moeten betalen. Ook de Staatskas kan het niet opbrengen om duurder schatkistpapier uit te zetten. Dit kan zeer negatieve gevolgen voor de entiteiten en ook het financieel systeem als geheel hebben. Ook zijn de autoriteiten er zeer verbaasd over dat het IMF-team aan journalisten en parlementariërs een zeer technische definitie van de internationale reserves heeft voorgehouden. Hierdoor zou er maar één maand importdekking zijn. Echter, de reserves zijn juist weer opgekrikt. Eind oktober bedragen de reserves zoals gepubliceerd door de Centrale Bank van Suriname (CBvS), en nota bene volgens definities die zij altijd hanteert en die door technische assistentie missies zijn geaccordeerd, US$ 371 miljoen. De Centrale Bank van Suriname is gestadig bezig reserves op te bouwen. Met de geslonken importen, die mede door bezuinigingen een realistischer beeld geven van onze importbehoefte, is dit een dekking van ongeveer 4,5 maanden. Daar zijn de importen door de grote mijnbouwbedrijven van uitgesloten, omdat die zelf voor hun deviezen zorgen. Dit zijn de gebruikelijke definities die de Surinaamse autoriteiten nationaal en internationaal presenteren. Het IMF-team daarentegen heeft de berekeningen en de macro-tabellen niet met de overheid gedeeld, wat hoogst ongebruikelijk is, ook bij een Artikel-4 missie. Vergaande en ongenuanceerde uitspraken van het IMF over de schuldpositie en international reserves tegenover politici en de pers leiden alleen tot verwarring en onrust bij het breder publiek.
De data aanvragen van het IMF-team waren zeer rijkelijk en de autoriteiten hebben alle transparantie gegeven. In november is er nog 98 kg goud ter waarde van US$ 3.8 miljoen aan de reserves van de Centrale Bank toegevoegd. Er is aangetoond dat de zwaarste maanden van de dip van de reserves achter de rug zijn. De achterstanden in de betalingen van olie-importen zijn er niet meer. Als er op de internationale kapitaalmarkt geen geloof in Suriname bestond, zou er geen drie maal overschrijving op de bond zijn geweest. Samengevat was er op vele punten overeenstemming met het IMF, maar er zijn ook nog zaken waarover er ernstige meningsverschillen zijn. Daar zitten wij nog steeds mee en als het IMF een open mind heeft, dan raken wij snel uit de impasse waarin wij nu beland zijn. Dat is ons standpunt in de relatie met het IMF. Wij zijn van goede wil, maar we kunnen uiteraard niet wachten op het IMF met het besturen van het land en om maatregelen te treffen om het economische klimaat te verbeteren. Het is helder dat de Surinaamse autoriteiten het glas als halfvol zien en de recente IMF-missie haar bezoek afsloot door het glas afschrikwekkend als leeg te presenteren.