ELKE KEER HETZELFDE LIEDJE

Van de week werden wij voor de zoveelste keer geconfronteerd met het feit, dat de bus en boothouders weer niet op tijd zijn uitbetaald. Het is niet is iets van een keertje of twee, maar al jaren schittert de overheid in het laat uitbetalen van deze groep en wanneer er wel wordt uitbetaald, is het bij mondjesmaat en elke keer weer geven overheidsfunctionarissen elkaar de schuld. De NVB-vervoerders kijken tegen een achterstand van vijf maanden aan, terwijl de schoolvervoerders nog steeds niet voor januari hebben ontvangen. Indien de NVB-bussen het geld krijgen van twee maanden kunnen ze weer de slag, maar de volgende maand moet de rest van de achterstallige betaling helemaal ingelopen worden. Het komt al te vaak voor dat Financiën de schuld zoekt bij Onderwijs en omgekeerd. Het is een kat-en-muisspelletje dat al jaren wordt gespeeld. De een vindt dat hij de stukken op tijd heeft opgestuurd en de ander volhardt dat de stukken laat zijn opgestuurd. En dit gaat al jaren zo. Wanneer gaan wij in dit land begrijpen dat vervoer niet een aangelegenheid is van het ministerie van Onderwijs, maar van TCT, dit is bij uitstek het departement dat moet zorgdragen voor de landelijke beschikbaarheid van transport. Hoe onderwijs hier een rol te vervullen heeft, is en blijft een raadsel. Dit is het zoveelste voorbeeld van hoe slecht er beleid wordt gemaakt. Deze regering blijft schreeuwen wat er voor 2010 fout is gedaan, maar heeft ook gefaald om daarin de nodige veranderingen door te voeren. De afgelopen zes jaar is er alleen maar show opgevoerd en met geld gesmeten en nu de echte problemen zich aandienen, heeft men daarop geen antwoord. Wij vinden niet dat Onderwijs zich moet bezighouden met transport van leerlingen en leerkrachten en de uitbetaling hiervan. Onderwijs moet zich richten op haar kerntaak, namelijk omderwijs en wetenschappen. Er gaat zoveel tijd en efficiëntie verloren en wie anders dan de dienstverlener wordt hier de dupe van. Wij doen het qua organisatie binnen de overheid zeer slecht. Zaken doen met ons land en afspraken nakomen door de overheid is een ramp. Wij nemen u even terug naar het document `Ease of Doing Business.’ Zaken doen met Suriname wordt moeilijker. Kregen we een lichte stijging op de lijst van de Ease of Doing Business in 2013, 2014 en 2015, voor 2016 wordt verwacht dat we zullen terugvallen. In 2013 stonden we nog op de 163ste plaats. Van deze informatie kijken wij niet vreemd op. Integendeel, het doet ons pijn te moeten zien dat we op geen enkel vlak vooruitgang boeken. Het is triest te moeten zien dat we onze mond vol hebben van productieverhoging en het aantrekken van investeerders, maar dat wij de basiselementen niet hebben. Niets is aantrekkelijks voor mensen die hier zaken willen doen. Het begint al bij tyuku’s die we moeten betalen om zaken gedaan te krijgen. Structuren worden jaren in stand gehouden alleen om nyang te maken. De lijst geeft geen positief beeld over ons geliefd land. Wij lezen verder: op de ranglijst van een nieuwe zaak starten in Suriname, gaan we met drie plaatsen achteruit; van 180 naar 183. Het verkrijgen van energie voor projecten zal ook moeilijker worden (van 88 naar 93ste plaats), terwijl het ook moeilijker zal worden om leningen te krijgen voor zakelijke doeleinden (van 171 naar 174). Het enige punt waarop Suriname vooruit gaat in de categorieën, is de handel buiten Surinaamse grenzen. Dit is wel even wat anders, maar het moet ons niet verbazen waarom het slecht gaat met ons en onze overheids financiële administratie.

More
articles