De meester wordt steeds meer een zeldzame verschijning in het Surinaamse basisonderwijs. Dat blijkt uit onderzoek van Parbode, dat de resultaten in de januari-editie publiceert. Volgens cijfers uit 2014 werken slechts driehonderd mannen op onze lagere scholen tegenover vijfduizend vrouwen. En van die driehonderd, staat maar de helft permanent echt voor de klas.
Dat de onderwijssector niet populair is bij mannen, heeft deels te maken met de matige beloning. In de onderbouw krijgen leerkrachten nu een salaris van tussen de 1300 en 1400 SRD. “Dan begrijpt u waarom mannen kiezen voor iets anders. We worden onderbetaald”, zo zegt een van de geïnterviewde meesters. Het optrekken van het salaris naar minimaal tweeduizend SRD per maand zou volgens hem de aantrekkelijkheid van het vak fors vergroten.
Op 147 van de 341scholen voor Gewoon Lager Onderwijs (GLO) is zelfs geen enkele meester meer te vinden. Coronie moet het doen met slechts 1 meester, tegenover 41 juffen. Dat is ver onder het landelijke gemiddelde van zes procent meesters. Sipaliwini is daarentegen wel in trek bij de mannen: 69 van de 345 leerkrachten zijn meesters, ofwel twintig procent.
Niet alleen voor de klas spelen de mannen een beperkte rol, de vaders laten het eveneens afweten. “Ik zie alleen moeders op de ouderochtend. Vaders blijven buiten beeld, ook al zijn ze er vaak wel. Maar ze houden zich niet bezig met de school en met het huiswerk”, klaagt een van de meesters.
Parbode had ook een interview met mensenrechtenactiviste Tieneke Sumter. Na jarenlang voor homorechten te hebben gestreden, en de motor te zijn achter de jaarlijkse Coming Out Week, doet ze het vanaf deze maand wat rustiger aan. Volgens haar is Suriname op de goede weg als het gaat om de acceptatie van homo’s, maar we zijn er nog lang niet. En dat kost volgens Sumter zelfs levens. “Vergis je absoluut niet. Er spelen zich in ons land nog steeds heel wat persoonlijke drama’s af wanneer jongeren uit de kast komen”, legt ze uit.
“Er zijn verschillende gevallen geweest waar het eindigde met zelfmoord, nadat ouders hun homoseksuele kind hadden verstoten. Ik ken een meisje wier familie had gedreigd om te stoppen met het betalen van haar studies. De pandit of de pastoor wordt er ook regelmatig bijgehaald, die dan met een of andere dresi of wasi moet proberen om de duivel uit te drijven. Ik schat dat van alle coming-outs de helft helemaal niet prettig verloopt.”
“ We doen het wel beter dan onze Caribische buurtgenoten, maar daar worden dan ook mensen vermoord. Erger dan dat kan het niet worden. Hier gebeurt dat gelukkig niet. We danken dat voor een deel aan de Nederlandse invloed op onze wetgeving. In tegenstelling tot de Engelstalige Cariben staan hier geen gevangenisstraffen op homoseksualiteit, maar dat betekent niet dat wij er al helemaal zijn. Homoseksuelen worden namelijk nog steeds niet geaccepteerd als een volwaardig deel van de samenleving, hoogstens getolereerd. “Het is jammer, want dat past gewoon niet bij het plaatje dat Suriname altijd van zichzelf probeert te schilderen in het buitenland. Iedereen heeft het altijd maar over hoe multi-etnisch we zijn, en hoe vredig al onze bevolkingsgroepen met elkaar samenleven. Als Suriname zich internationaal écht wil opwerpen als een tolerant land, dan zal het ook zijn inwoners met een andere seksuele geaardheid moeten omarmen.”
Dat er nog altijd Surinamers zijn die niet begrijpen dat er mensen zijn met een andere seksuele geaardheid, heeft volgens Sumter meerdere oorzaken. “Opvoeding speelt een rol, onderwijs, maar natuurlijk ook de invloed van religie. Kerken en religieuze leiders hebben een enorme invloed op het homodebat. Ik scheer ze zeker niet over een kam, want er zijn echt wel gelovigen die ons accepteren zoals we zijn. Aan de andere kant heb je echter de kerken die ons zien als het allergrootste kwaad, sodom en gomorra, waarvoor ze zich dan baseren op een paar Bijbelteksten die ze met opzet selectief lezen. Misschien zijn die kerken bang om nog meer gelovigen te verliezen, en klampen ze zich daarom zo blind vast aan hun geloof, aan hun dogma’s, zonder nog oog te hebben voor de mens.”