VES: Wereldmarkt niet de hoofdschuldige

Naar aanleiding van de recent door de overheid getroffen maatregelen ter verhoging van haar inkomsten en verlaging van haar uitgaven, stelt de Vereniging van Economisten in Suriname (VES), één van de partnerorganisaties van het Burgerinitiatief voor Participatie en Goed bestuur, dat de wereldmarkt niet de hoofdschuldige is van de situatie in Suriname. In een communiqué laat zij schematisch zien dat de staatsinkomsten de afgelopen periode met SRD 1,15 miljard (44%) is gestegen. In 2012 en 2013 alleen al was de stijging meer dan 50% ten opzichte van 2010, het jaar waarin het Kabinet-Bouterse I begon. Bedroegen de staatsuitgaven toen nog maar SRD 3 miljard, die waren aan het einde van 2014 met 53% gestegen naar SRD 4,6 miljard. In 2012 en 2013 was de stijging respectievelijk 43% en 57% ten opzichte van 2010. Geconcludeerd kan worden dat de toegenomen uitgaven zijn besteed om voornamelijk consumptieve uitgaven in de sociale sfeer te vergroten en dat deze consumptieve uitgaven geen duurzame inkomsten genereren.

Naar aanleiding van de recent door de overheid getroffen maatregelen ter verhoging van haar inkomsten en verlaging van haar uitgaven, wil de Vereniging van Economisten in Suriname (VES) het volgende stellen.

Als we de ontwikkeling van de Staatsfinanciën in de periode 2010-2014 volgen, dan komen we tot de volgende vaststelling:

  1. De inkomsten van de Staat zijn in deze periode gestegen van SRD 2,6 miljard naar SRD 3,75 miljard, een stijging van SRD 1,15 miljard oftewel een vermeerdering van 44%. In 2012 en 2013 was deze stijging ten opzichte van 2010 respectievelijk 54% en 52%. Deze stijging van inkomsten is voornamelijk te danken geweest aan de stijging van de prijzen op internationale grondstoffenmarkt.

In deze gunstige periode heeft de Centrale Bank van Suriname ervoor gepleit om te geraken tot een Spaar- en Stabilisatiefonds waarin een deel van de meerinkomsten uit de mijnbouwsector zouden worden geïnvesteerd met als doel om meer welvaart te kunnen scheppen, maar ook om te dienen als een fonds waaruit geput zou kunnen worden bij tegenvallende economische ontwikkelingen, zoals met name, bij afnemende prijzen op de grondstoffenmarkt.

De Vereniging van Economisten in Suriname heeft in het verleden ook steeds erop gewezen dat de meerinkomsten ( gedeeltelijk ) geïnvesteerd zouden moeten worden in diversificatie van onze economie om zodoende te geraken tot duurzame economische ontwikkeling.

  1. De totale uitgaven van de Staat, in 2010 nog SRD 3 miljard, waren aan het eind van 2014 gestegen naar SRD 4,6 miljard, een stijging van 53%. In 2012 en 2013 was de stijging t.o.v. 2010 respectievelijk 43% en 57%.

De toename van de uitgaven met SRD 1,6 miljard is het resultaat van de stijging van SRD 0,5 miljard aan salarissen, SRD 0,3 miljard aan apparaatskosten en SRD 0,4 miljard aan subsidies. Slechts SRD 0,4 miljard is besteed aan investeringen (kapitaalsuitgaven).

De conclusie is dan ook gerechtvaardigd dat de toegenomen uitgaven zijn besteed om voornamelijk consumptieve uitgaven in de sociale sfeer te vergroten. Deze consumptieve uitgaven genereren per definitie geen duurzame inkomsten.

Dit weerspreekt pertinent dat ons land in economische problemen is geraakt door de tegenvallende prijzen op de grondstoffenmarkt. Wij zijn in de problemen geraakt door het bestedingsgedrag van de overheid en wel door het sterk toegenomen uitgavenpatroon voornamelijk gericht op consumptie, waardoor ondanks toegenomen inkomsten de Staatsfinanciën ieder jaar opnieuw een toenemend tekort vertonen van tegen de SRD 1 miljard. De VES heeft zich op meerdere momenten, onder andere in januari 2014, uitgesproken tegen dit bestedingsgedrag waarvan zeer gemakkelijk te voorzien was dat het op termijn financieel-economisch niet houdbaar zou zijn. Op de nieuwjaarsreceptie in januari 2014 gaf de VES-Voorzitter aan: “Wat zorgen baart, is het idee dat niet iedereen voldoende beseft dat de overheid de tering naar de nering moet zetten, dat een gezonde evenwichtige overheidshuishouding een noodzakelijke voorwaarde is voor verdere groei. ….. Er dient een sociaal programma te zijn, maar een dat gekoppeld is aan de bestedingsmogelijkheden, een dat dus complementair is aan de economie, niet een dat de economie te gronde richt.”

De vooruitzichten voor onze economie zijn niet rooskleurig. De komende jaren zijn de verwachtingen dat de wereldmarktprijzen voor grondstoffen niet noemenswaardig zullen verbeteren. De weg vooruit en uit dit dal, zal volledig afhangen van het bestedingsgedrag van de overheid, meer nog dan van de hoogte van de staatsinkomsten. Immers, als de trend van uitgaven die per jaar met bijkans 50% toenemen zich voortzet, zullen er steeds opnieuw inkomstenverhogende maatregelen moeten worden genomen, allen ten koste van de samenleving. Het beleid zal zich moeten richten op enerzijds het op korte termijn terugdringen van de bestedingen, en op langere termijn het plegen/stimuleren van investeringen die duurzame economische groei mogelijk maken.

Door de opgebouwde Staatstekorten, overmatige verplichte financiering door het bankwezen en overige particuliere sector aan de overheid, zijn investeringen uitgesteld en is de groei in 2014 van de economie meer dan gehalveerd. Voor 2015 kunnen we een verdere afname van de economie verwachten met zelfs de mogelijkheid van nul of negatieve groei.

Gelet op de urgentie om het getij te keren en de scheefgroei een halt toe te roepen, heeft de regering gemeend ernstige economische maatregelen te nemen. Wat we helaas missen in dit overheidsvoornemen is transparantie en openheid in het geheel van de te nemen maatregelen. Wat nodig is, is een totaalplan. Dat plan kan echter alleen zinvol zijn als het werkelijke tekort in alle facetten is geïnventariseerd, en omvang en prioriteit zijn vastgesteld. Er dient met andere woorden, volledige openheid gegeven te worden van de gemaakte schulden, zowel kort- als langlopende, binnenlandse en buitenlandse, evenals een overzicht van uitgestelde betalingen. Maar ook moet worden nagegaan door wie de schulden zijn gemaakt, waarvoor, onder welke omstandigheden, en in hoeverre alle ‘schuldaflossingen’ inderdaad afgewenteld kunnen worden op de samenleving. Alleen als er volledig inzicht is in hoe groot en ernstig het financieel probleem is, kunnen er werkelijk doeltreffende maatregelen worden vastgesteld, waarbij ook de consequenties, sociaal en economisch, worden meegenomen.

Immers, als je naar de dokter gaat met een hoest, zal de dokter eerst moeten vaststellen wat de kwaal precies is: is het een griepje of is het tbc? Alleen dan kan de therapie worden bepaald.

More
articles