Bono Velantie nieuwe gaanman der Ndjuka’s

(foto: Ramon Keizer)

Bono Velantie is met ingang van heden het nieuwe stamhoofd van de Ndjuka of Okanisi Marronstam. Hij volgt zijn oom Matodja Gazon op die in december 2011 overleed. De nieuwe gaanman is tijdens een uitgebreide ceremonie in het heilige dorp Poeketie aan de Tapanahoyrivier (Sipaliwini) beëdigd en geïnstalleerd. Eerst na de ‘poti a bangi’, waarbij Velantie officieel het ambt heeft aanvaard, werd hij door geestelijken, familie en andere hoge gasten, begeleid naar de ‘faaka tiki’. Voortaan zullen zijn stamgenoten het voorvoegsel `da’ nooit meer voor zijn naam weglaten. Vaak zal hij uit beleefdheid slechts worden aangeduid met `da’, een eretitel voor mannen die, net als ouderen, speciaal respect verdienen.
Bij het altaar hebben geestelijken, dorpshoofden en stamoudsten, de Almachtige gesmeekt om hem te overladen met wijsheid en moed om zijn volk te kunnen leiden. Er zijn plengoffers gebracht bij het altaar. Het centrale stamaltaar van de Ndjuka’s, ook wel Aucaners genoemd, bevindt zich in Poeketie. Hoewel de beëdiging van de stamleider plaatsvindt op deze locatie, zal die zetelen op Diitabiki, het bestuurscentrum van de stam. Er is tijdens de ceremonie grote dank uitgebracht aan Johannes Balon, die de afgelopen jaren als waarnemend gaanman de stam heeft geleid. De plechtigheden worden bijgewoond door vertegenwoordigers van alle 12 lo’s die samen met de lo van de gaanman de stam vormen.

De gaanman komt steeds voort uit dezelfde lo, een familievorm bij de Marrons. De opvolging vindt plaats langs matrilineaire lijnen. De rituelen worden ook bijgewoond door afgevaardigden van de overige Marron-stammen in Suriname en Frans-Guyana.

Gaanman

Gaanman is het woord dat de Marrons gebruiken ter aanduiding van de hoogste gezagdrager van hun etnische gemeenschap. De Gaanman wordt volgens de traditie steeds gekozen uit dezelfde lo (een lo is een bundeling van groepen mensen met eenzelfde of van verschillende matrilineaire afstamming). De opvolger zal daarom nooit de zoon, maar een neefje van moeders kant zijn. Dit systeem wordt zowel voor gevallen van opvolging als voor de verdeling van nalatenschappen gebruikt. Voor wie onbekend is met het systeem lijkt het zeer ingewikkeld ten opzichte van de patrilineaire omgangsvormen die veelal in het westen en de rest van Suriname worden gehanteerd. De term komt zowel voor in het Ndyuka, het Saamaka, het Pamaka, het Matawai, het Aluku, als het Kwinti. In het Saamaka en aanverwante dialecten spreekt men van `Gaanma.’ In het Sranan spreekt men van `Granman.’

Autoriteit

Er zijn zes Marron etnische gemeenschappen, Gaanlo of Nási, in Suriname en Frans-Guyana: Ndyuka of Okanisi, Saamaka, Pamaka, Matawai, Aluku of Boni en Kwinti. Aan het hoofd van elk van deze zes Gaan-lo staat een Gaanman. Hij is `staats’ hoofd, geestelijk leider, het gezicht en de stem van zijn volk.
De Gaanman vormt samen met lanti (een college van Kabiten en Basiya van alle lo uit dezelfde Gaan-lo), het bestuur van een Marron etnische gemeenschap. Samen oefenen zij het traditionele gezag uit over het volk. Een kabiten is de leider van een lo, een dorp of leefgemeenschap. Een basiya is de assistent van de kabiten. De Gaanman en lanti worden bij de uitvoering van hun taak bijgestaan door de zogenoemde Bendi-a se man, een afvaardiging van het volk, als adviesraad. De samenstelling van de bedia se man, kan steeds wisselend zijn. Er kunnen kabiten en basiya worden aangesteld als edekabiten [lett.: hoofdkapitein] en edebasiya [lett.: hoofdbasja]. De edekabiten coördineert de werkzaamheden van de andere kabiten uit dezelfde Gaan-lo in een regio, terwijl de edebasiya die van de andere basiya in zijn dorp coördineert.
Het college van kabiten en basiya wordt soms ook aangeduid met het aantal lo waaruit de Gaan-lo bestaat. De Ndyuka bijvoorbeeld spreken, ondanks dat zij uit veertien lo bestaat, van Den Tualufu, de Twaalf-Lo. Dit omdat bij de formatie van de Nási of Gaan-lo aan het eind van de eerste helft van de 18e eeuw (1758-1759), er maar twaalf lo waren die zich geformeerd hebben tot de Ndyuka of Okanisi ge-meenschap, met één ge-meenschappelijke leider, de Gaanman. Later voegden er zich nog twee andere lo bij.
In principe is de Gaanman en het college van kabiten en basiya, bij de uitoefening van hun gezag over hun volk niet onderworpen aan het nationale gezag, een precaire verhouding die op de proef wordt gesteld bij grensoverstijgende kwesties. Over alle zaken die een Marron etnische gemeenschap aangaan, heeft de Gaanman en het college van kabiten en basiya beslissingsbevoegdheid.

More
articles