Jurist Gaetano Best:
De U.S. Supreme Court heeft ooit eens opgemerkt dat een rechter geen tanks of geld tot zijn beschikking heeft om de burger of de overheid tot gehoorzaamheid te dwingen of te verleiden. Het gezag van de rechter, zijn legitimiteit en het vertrouwen in de rechtspraak, hangen vooral af van de rechterlijke onafhankelijkheid ten opzichte van de overige staatsmachten en de wijze waarop de rechter recht spreekt. Het gaat dus zowel over de vorm als de inhoud. Beide aspecten zijn in de wrakingszaak van de heer Santokhi van belang. Wat mij betreft, zijn er drie zaken die bij lezing van het wrakingsverzoek en de uitspraak van de wrakingskamer van het Hof van Justitie in het oog springen, namelijk:
1. de heer Santokhi zich uitdrukkelijk beroept op het recht op behandeling van zijn zaak door een onafhankelijke rechter, als bedoeld in artikel 8 lid 1 van het Inter-Amerikaans Verdrag voor de rechten van de mens; terwijl,
2. in de zienswijze van de gewraakte rechter helemaal geen acht wordt geslagen op het toepasselijke Verdrag; en nota bene:
3. de wrakingskamer een semantisch en weinig overtuigend trucje toepast om geen inhoudelijke uitspraak te hoeven doen over een eventueel gebrek aan onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Suriname.
Het recht op een onafhankelijke rechter
In mijn annotatie bij de uitspraak van het Hof van Justitie in het hoger beroep van de heer Ritfeld, dat is gepubliceerd in het eerste nummer van 2014 van het Surinaams Juristenblad, ben ik al breedvoerig ingegaan op het internationale mensenrecht betreffende toegang tot een onafhankelijke rechter.
Dat recht, dat vervat is in Artikel 8 lid 1 van het Inter-Amerikaans Verdrag en als zodanig deel uitmaakt van de Surinaamse rechtsorde, ziet toe op de onafhankelijkheid van de rechter ten opzichte van de overige staatsmachten en de onpartijdigheid van de rechter, in die zin dat recht wordt gesproken zonder aanzien des persoons.
Bij rechterlijke onafhankelijkheid gaat het om persoonlijke onafhankelijkheid (benoeming voor het leven, etc.), zakelijke onafhankelijkheid (andere staatsmachten kunnen rechter geen aanwijzingen geven) en institutionele onafhankelijkheid (zelfstandig overheidsorgaan; eigen budget, etc.). Bij onpartijdigheid kan een onderscheid gemaakt worden tussen subjectieve onpartijdigheid (als blijk van vooringenomenheid) en objectieve onpartijdigheid (aanwezigheid van voldoende waarborgen om bij de partijen elke gerechtvaardigde twijfel aan zijn onpartijdigheid uit te sluiten, ongeacht of er daadwerkelijk sprake is van vooringenomenheid).
Het toepasselijke adagium luidt dat Justice must not only be done, it must also be seen to be done: rechters moeten niet alleen daadwerkelijk onafhankelijk en onpartijdig zijn, maar ze moeten ook de schijn van partijdigheid en een gebrek aan onafhankelijkheid voorkomen.
Meestal worden rechterlijke onafhankelijkheid en onpartijdigheid uit elkaar getrokken, maar in deze zaak is dat onmogelijk: onafhankelijkheid en onpartijdigheid vallen noodgedwongen samen omdat een van de partijen aan het hoofd staat van de uitvoerende macht. Waar ik het heb over onafhankelijkheid, bedoel ik dus tevens onpartijdigheid.
Meneer Santokhi noemt in zijn wrakingsverzoek een reeks van incidenten die, samen genomen en bezien in de specifieke context van de zaak die Bouterse tegen hem heeft aangespannen, bij de gemiddelde mens toch echt gerede twijfel zou kunnen doen rijzen over de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de Surinaamse rechter in een rechtszaak waarin de belangen van meneer Bouterse op het spel staan:
1. We hebben onlangs meegemaakt dat de regering Bouterse in strijd met wet en recht heeft voorkomen dat de levenspartner van de heer Santokhi werd benoemd in de rechterlijke macht; daarmee zegt de regering Bouterse eigenlijk dat het zelf wel bepaalt wie wel en wie niet rechter wordt in Suriname en dat het lak heeft aan de zelfstandige bevoegdheden van de rechterlijke macht hieromtrent.
2. Ook hebben we mogen meemaken dat een minister uit de regering Bouterse zich verzet tegen het toekennen van een eigen budget aan de rechterlijke macht omdat het anders ‘een dependance van een vreemde mogendheid zou worden’; wil de minister daarmee misschien suggereren dat zonder een eigen budget het gegarandeerd blijft dat de rechterlijke macht danst naar de pijpen van de Surinaamse regering?
3. We hebben gezien dat Bouterse gratie verleent aan een vermeend familielid dat door rechter was veroordeeld voor zeer ernstige misdrijven tegen het leven; de persoonlijke belangen van meneer Bouterse worden hier kennelijk belangrijker geacht dan het algemeen belang van bestraffing van zware criminaliteit.
4. In de Decembermoordenzaak, tot slot, hebben we gezien dat rechters hebben toegestaan dat de wetgevende macht zich inmengt met een lopende strafzaak waarin de belangen van de heer Bouterse ook op het spel staan; deze zaak is eigenlijk de belangrijkste aanleiding voor de stelling dat het in Suriname een groot probleem is als het aankomt op de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht t.o.v. de uitvoerende en wetgevende macht.
5. Als de Wet ter instelling van het Constitutioneel Hof straks in het parlement wordt aangenomen, is het, als het op inbreuken van mensenrechten aankomt, definitief gedaan met de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Suriname
Samenvattend kunnen we dus stellen dat aan de ene kant deze regering alles in het werk stelt om de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht aan te tasten, terwijl we aan de andere kant ook echt daadwerkelijk bewijs hebben dat rechters, als het de belangen van Bouterse betreft, als een kat in het nauw hele rare sprongen maken. Elke burger die in de schoenen van de heer Santokhi zou staan, zou zijn vraagtekens plaatsen bij de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechterlijke macht.
De reactie van de rechterlijke macht
Ook in de wrakingszaak van meneer Santokhi, laadt de rechterlijke macht de verdenking op zich dat het in zaken betreffende de heer Bouterse, niet op een onafhankelijke en onpartijdige wijze kan rechtspreken.
Hoewel de heer Santokhi zich expliciet beroept op een internationaal mensenrecht als grondslag voor het wrakingsverzoek, verwijst de gewraakte rechter in haar reactie enkel en alleen naar een Surinaams wetsartikel. Maar onze grondwet zegt onomwonden dat bij strijd tussen internationaal en nationaal recht, de bepaling die hoort tot de eerste categorie voorgaat. Maar ook in deze civiele zaak geldt dus kennelijk dat, zodra de belangen van de heer Bouterse in het geding zijn, internationale mensenrechten kennelijk geen gelding hebben in Suriname.
Ook als je kijkt naar de redenering die de wrakingskamer erop na houdt, bekruipt je het ongemakkelijke gevoel dat het wrakingsverzoek op oneigenlijke gronden niet-ontvankelijk wordt verklaard. Als meneer Santokhi stelt dat de hele rechterlijke macht in Suriname een onafhankelijkheidsprobleem heeft als de belangen van Bouterse op het spel staan, dan doelt hij natuurlijk op alle rechters, de gewraakte rechter incluis. Het komt dan niet heel overtuigend over wanneer het verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard op grond van het feit dat het verzoek niet slechts betrekking had op de rechter die de zaak behandelt.
Een algemeen onafhankelijkheidsprobleem raakt immers ook aan het gebrek aan onafhankelijkheid, of in ieder geval de schijn daarvan, van de individuele rechter.
Waar het Hof van Justitie bovendien in de zaak Ritfeld stelde dat Artikel 8 van het Inter-Amerikaans Verdrag deel uitmaakt van de Surinaamse rechtsorde, rept hetzelfde Hof in de beslissing op het wrakingsverzoek van de heer Santokhi met geen woord over deze bepaling. Dat is op z’n minst merkwaardig. Dat de rechter niet onfeilbaar is, wisten we al. Maar zo kwetsbaar als de rechter zich nu opstelt, dat wens je niemand toe.
Zoals de raadsman van de heer Santokhi aangeeft in het wrakingsverzoek, is wraking het enige door de wet aan burgers gegeven rechtsmiddel om een gebrek aan rechterlijke onafhankelijkheid aan de orde te stellen. Het probleem in deze zaak is wel dat als het daadwerkelijk zo zou zijn dat de rechterlijke macht in Suriname een onafhankelijkheidsprobleem heeft, er geen enkele rechter overblijft om het wrakingsverzoek in behandeling te nemen. Dit betekent echter niet dat de rechter een dergelijk verzoek meteen terzijde mag, of kan schuiven. De door meneer Santokhi aangehaalde kwesties, zijn serieuze punten die een inhoudelijk antwoord van de rechterlijke macht verdienen.
De wrakingskamer had er ook voor kunnen kiezen deze gelegenheid aan te grijpen om aan te geven dat zij ten eerste erkent dat de omstandigheden waaronder zij moet rechtspreken, niet ideaal zijn; ondanks deze omstandigheden, haar uiterste best doet om de kwaliteit van de rechtspraak te waarborgen; en ten derde het rechtsmiddel van hoger beroep onder de door meneer Santokhi aangehaalde omstandigheden, het enige rechtsmiddel is dat nog uitkomst kan bieden. Met doen alsof de door meneer Santokhi aangehaalde problemen niet bestaan, schiet niemand wat op. Integendeel, daarmee nemen de zorgen over deze kwestie alleen maar toe. Dat komt het vertrouwen in en de legitimiteit van de rechtspraak in Suriname bepaald niet ten goede.
G.N. Best