Het Openbaar Ministerie onderneemt op eigen initiatief rechtsmaatregelen tegen Richano, door aangifte te doen tegen hem, voor uitspraken die hij in de media heeft gedaan. Voor een instituut dat dit meent te doen in de verdediging van zijn reputatie voor onafhankelijkheid, bewerkstelligt men het tegenovergestelde. Richano Santokhi heeft zijn uitspraken vanuit zijn locatie in de Verenigde Staten van Amerika gedaan, in gesprek met een mediahuis dat zetelt in Nederland. Qua territorialiteitsbeginsel zou, voor zover het Openbaar Ministerie serieus meent dat er een reële verdenking van strafbaar handelen is, het instituut aangifte moeten doen op de vermoedelijke plaats van het vermeende delict. In plaats daarvan kiest het Openbaar Ministerie voor de eigen zandbak, hier in Suriname.
Het is duidelijk en doorzichtig waarom hiervoor gekozen wordt. Het Openbaar Ministerie kiest voor een thuiswedstrijd, voor scheidsrechters die Richano net zo hard beledigd heeft. Dit is intellectueel lui en procesrechtelijk oninteressant. Qua rechtsfilosofie en qua procesrecht zou de uitdaging en de kern van het argument vereisen, dat ons Openbaar Ministerie het aandurft de collega-vervolgingsambtenaren in de Verenigde Staten van Amerika of in Nederland voor te houden, wat men daar vindt van de uitspraken. Een Amerikaanse of Nederlandse rechter gaat dan het vergrootglas leggen op de waarheid of onwaarheid van hetgeen Richano beweert. Die verder ontwikkelde rechtsorden kennen geen lichtvaardig vervolgingsbeleid als het gaat om vrijheid van meningsuiting en het Openbaar Ministerie beschikt over genoeg juridische kwaliteiten om de inschatting te maken dat een dergelijke aangifte, in die rechtsorden, echt niet vanzelfsprekend tot een vervolging of tot een veroordeling hoeft te leiden.
Als het Openbaar Ministerie de obscure en ongelukkige beleidskeuze nog wil rechttrekken, zal het zo spoedig mogelijk proberen een rechtshulpverzoek aan het land van verblijf van Richano te richten. Men moet dan eerlijk rapporteren wanneer het politieke karakter, de persoonlijke reputatie van de hoge vervolgingsambtenaren bij het Openbaar Ministerie en de omstandigheden van het dossier, niet leiden tot vervolging of tot berechting van Richano Santokhi. Als het op andere actoren binnen de staat aankomt, zoals de minister van Openbare Werken, weet het Openbaar Ministerie wel degelijk de persoon van het instituut te scheiden.