Een deel van de scholen in het binnenland (Sipaliwini), is pas deze maand geopend, terwijl er nog steeds leerlingen zijn die nog steeds geen onderwijs genieten. De scholen werden eindelijk geopend na maanden van onzekerheid. Het leek een positieve ontwikkeling, een kans om de significante achterstand die de kinderen daar sinds de covid-pandemie hebben opgelopen, in te halen. Maar de realiteit bleek anders: leerkrachten keerden de volgende dag alweer terug naar de stad, gedesillusioneerd door de onmenselijke omstandigheden, waarin zij zouden moeten werken. Geen schoon drinkwater, gebrekkige voorzieningen. Door deze situatie waren de leerkrachten die les geven op scholen in het zuiden van Suriname, genoodzaakt met dezelfde vlucht, waarmee zij vervoerd waren naar hun standplaatsen, terug te komen naar Paramaribo.
De kinderen in het binnenland kampen al decennialang met ongelijke toegang tot onderwijs, een situatie die door de covid-pandemie en politieke nalatigheid alleen maar is verergerd. In Sipaliwini is het niet ongewoon, dat een schooljaar weken, zo niet maanden later begint dan elders in het land. Dit jaar is daarop geen uitzondering. De kloof tussen kinderen van de stad en die van het binnenland wordt groter, en daarmee ook de kansenongelijkheid. Terwijl kinderen in de stad profiteren van beter uitgeruste scholen en gekwalificeerde leerkrachten, worden kinderen in het binnenland veroordeeld tot een systeem, dat hen structureel in de steek laat. Onderwijs in het binnenland is geen luxe, maar een basisrecht. De achterstand die kinderen daar oplopen, heeft niet alleen directe gevolgen voor hun toekomst, maar ook voor de ontwikkeling van Suriname als geheel. Het is tijd dat de regering stopt met loze beloften en daadwerkelijk investeert in een duurzame oplossing. Kinderen in het binnenland verdienen dezelfde kansen als kinderen in de stad. Zij zijn niet minder belangrijk, en hun toekomst mag niet afhangen van de toevallige prioriteiten van een nalatig beleid. Als we echt geloven in gelijkheid en rechtvaardigheid, moet het binnenland nu de aandacht krijgen die het verdient. En dan nog de reactie van de onderwijsminister in deze situatie. De reactie van de minister betekent een dieptepunt. De uitspraak dat hij ‘’geen toverstok heeft’’, is niet alleen onprofessioneel, maar ook beledigend voor de duizenden kinderen en hun ouders die afhankelijk zijn van dit beleid. De onderwijsminister legde in het parlement tijdens de behandeling van de suppletoire begroting uit, dat slechts 5 procent van de scholen nog niet opgestart is. Of het nou om slechts een groepje gaat, het maakt niet uit. Elk kind heeft recht op onderwijs. Het gebrek aan empathie en daadkracht benadrukt de structurele problemen binnen de regering. Natuurlijk zijn er praktische uitdagingen—van ontoegankelijke wegen tot het ontbreken van basisvoorzieningen—maar dit mag geen excuus zijn om de verantwoordelijkheid af te schuiven. Een minister is geen tovenaar, maar wel een leider. En leiderschap vereist visie, strategie en de wil om hardnekkige problemen, aan te pakken. De arrogantie van de minister en de desinteresse van beleidsmakers kunnen niet langer getolereerd worden. Met deze uitspraak en houding van de regerinng kan Keerpunt wel de conclusie trekken, dat het onderwijs in het binnenland een niet relevante prioriteit van de regering is.