President Chandrikapersad Santokhi procedeerde over het gebruik van zijn foto op de omslag van het boek van Gerard van den Bergh: ‘Zakendoen op het hoogste niveau’, in Nederland. In Rotterdam maakte Santokhi, een kort geding aanhangig tegen de auteur en ondernemer, waarin de voorzieningenrechter (de kortgedingrechter in het Nederlands burgerlijk procesrecht) op 6 maart 2024 in het nadeel van de Santokhi besliste.

De civiele kortgedingrechter is door Santokhi via tussenkomst van een Nederlandse advocaat aangezocht en heeft de grondrechten en belangen afgewogen en beslist dat de vrijheden van Van den Bergh, beschermd behoren te worden en dat Santokhi de tolerantie van een publiek figuur, moet opbrengen.

Over het gebruik van de foto en het portretrecht stelde de voorzieningenrechter:

‘De mogelijke ernst van bepaalde uitlatingen doet niets af aan het recht op een hoog niveau van bescherming, gezien het bestaan van een kwestie van openbaar belang. Dit brengt mee, dat de President onder omstandigheden moet gedogen dat zijn portret wordt gebruikt in/op een publicatie over corruptie in Suriname, zoals het boek. Daar komt bij dat de grenzen van toelaatbare kritiek ruimer zijn als het om kritiek van een politicus en staatshoofd gaat, zoals de President.’

Mr. Gonesh acht gronden aanwezig voor een hoger beroep, maar heeft nog niet te kennen gegeven of Santokhi daar reeds toe besloten heeft.

De redactie van De West heeft een Surinaamse jurist om een reactie gevraagd en hij stelt: “De uitspraak is een terechtwijzing van procespartij Santokhi, in lijn met wat Nederlandse rechters eerder ook over Balkenende beoordeeld hebben, toen hij regeringsleider in Nederland was. De zaak is in zekere zin het spiegelbeeld van de procedure Bouterse tegen Santokhi, waarin Bouterse via de civiele rechter, probeerde Santokhi te beperken in zijn vrijheid van meningsuiting. Op voorhand was duidelijk dat de drempel voor een publiek figuur in dit soort kwesties, een bijna onhaalbare is. De politiek-strategische doelen, namelijk het afgeven van een signaal van afkeuring, zijn voor eigen beoordeling van de functionaris. Een hoger beroep of procederen over hetzelfde in Suriname, zou juridisch niet erg zinvol zijn.”