Op 29 januari 2024 is de strafzaak in hoger beroep tegen de verdachte G. Hoefdraad behandeld door het Hof. De zaak stond voor de tweede beurt van de advocaat in verband met de verweren die hij had opgeworpen. Advocaat Murwin Dubois heeft in zijn tweede beurt het Hof gevraagd om te toetsen of De Nationale Assemblee twee keer een besluit mocht nemen over de in staat van beschuldigingstelling van Hoefdraad. Op 28 februari 2024 zal de strafzaak worden voortgezet. Op die dag zal de vervolging in haar tweede beurt reageren op wat de advocaat heeft aangevoerd.
Politieke ambtsdragers en gewone burgers
In juli 2023 publiceerde De Ware Tijd een artikel waarin werd gesteld, dat het Hof van Justitie (HvJ) eerst duidelijkheid wil over de in staat van beschuldigingstelling van ex-minister Gillmore Hoefdraad, alvorens verder te gaan met de behandeling in hoger beroep van zijn veroordeling tot twaalf jaar cel. Hij staat (niet fysiek, omdat hij al bijna drie jaar op de vlucht is) terecht in de geruchtmakende zaak rond de Centrale Bank van Suriname. De advocaat van Hoefdraad, mr. Dubois, heeft toen namelijk gevraagd om de behandeling op te schorten, totdat in twee andere zaken vonnis zal zijn gewezen of de tweede in staat van beschuldigingstelling van de ex-minister door het huidige parlement wel of niet terecht is. Advocaat Antoon Karg heeft toen desgevraagd tegenover de redactie gesteld, dat het maken van een strafvorderlijk onderscheid tussen politieke ambtsdragers en gewone burgers ‘’een broeikas is voor corruptie’’. “De procesrechtelijke fijnslijperij daar rondom tot de maatschappelijke discussie verheffen, is een vergissing en een verleidelijke, maar zinloze afleiding. Concreet is het zo, dat nauwlettend onderzoek van ieder procesrechtelijk onderdeel een onmiskenbaar recht is dat iedere verdachte – of veroordeelde in geval van hoger beroep – toekomt. De inhoud en ernst van het materieel verwijt kunnen en mogen daar niet aan raken. In zoverre vervult het Hof de functie die van hem verwacht wordt, niet ten behoeve van de persoon Hoefdraad, maar ten behoeve van onze staatsrechtelijke beginselen”, aldus Karg. Ook stelde Karg, dat het protocol van overdracht voor wat betreft het strafvorderlijk onderzoek, irrelevant is en een ‘’naakte poging van de verdediging, het breder publiek zand in de ogen te strooien’’. “Verder is het een teken van de materiële gegrondheid van de ernstige verwijten, dat de verdediging namens Hoefdraad, behalve in de sfeer van strafvordering, nog dieper blijft hangen in de sfeer van zijn hoedanigheid als politiek ambtsdrager.”
Het Hof heeft volgens Karg de gelegenheid een scherp signaal af te geven in het voordeel van de gelijkheid van iedere burger en de verplichting van juist de politieke ambtsdragers in het bijzonder, om staatsmiddelen en staatsbevoegdheden met de meeste nauwkeurigheid, terughoudendheid en zorgvuldigheid aan te wenden.