In het laatste kwartaal van het afgelopen jaar, reisde een grote groep van bijna 500 vluchtelingen, merendeels Cubanen, naar Nickerie met als doel door te reizen naar Guyana en van daaruit naar de Verenigde Staten. De groep strandde bij South Drain in Nickerie, omdat de grens tussen Suriname en Guyana vanwege COVID-19, gesloten is. De groep die beschikte over kampeertenten, bivakkeerde enkele weken op de plek en kreeg vanuit de regering, humanitaire hulp. Guyana stelde zich op het standpunt, de Cubanen niet toe te laten tot zijn grondgebied. De groep kon niet in South Drain blijven, vandaar dat besloten werd de groep, waarvan al een deel vertrokken was, over te brengen naar een door de overheid bewaakte locatie buiten Paramaribo. “De vluchtelingen, waaronder Cubanen, moeten de regering niet onder druk zetten, we hebben zelf grote problemen waar we als land uit moeten komen. We zijn ze ook niet vergeten, de overheid heeft momenteel andere dringende agendapunten. De regering heeft ervoor gezorgd, dat de mensenrechten niet geschonden worden.
De hulp is aangeboden die elk land zou kunnen bieden”, aldus VHP-parlementariër Mahinder Jogi, tegenover De West.
Volgens Jogi, is het geen sneer naar de vluchtelingen, dat er nu geen aandacht aan hen geschonken wordt, echter zijn er serieuzere zaken die spelen. “Het is niet racistisch bedoeld, maar hun probleem is spoedig opgelost.
Waar zij een ticket hebben om terug te kunnen naar hun thuisland, indien het slechter wordt in Suriname, blijven wij hierachter om alle troep op te ruimen.” Jogi is van de mening, dat de justitiële autoriteiten in Suriname passief zijn geweest. “Als justitiële autoriteit heb je de bevoegdheid te controleren wie het land binnenkomt. En daar hebben wij al gefaald, want van de meeste vluchtelingen weten we niet wat hun verblijfsstatus is.
We worden nu als het ware gedupeerd om te helpen. Als ze nu weg willen, moeten we ze gewoon laten gaan. Uiteraard zullen we voor de groep die blijft, onze best doen”, aldus Jogi.
door Orsilia Dinge