De regering Santokhi is na haar aantreden in juli van dit jaar, voor het blok gesteld de economie van het land weer op het juiste spoor te krijgen. Een hels karwei kan dat zeker genoemd worden, gezien de augiasstal die ze binnen de financiën van staat en de algehele economie heeft overgenomen. Zeer ingrijpende en diepgaande maatregelen zullen moeten worden genomen om tot herstel en groei te kunnen geraken. Een van de grootste vraagstukken waarmede Suriname momenteel geconfronteerd wordt, zijn de geringe valutaverdiensten uit de formele en dus niet illegaal opererende, sectoren. Suriname verdient zeer onvoldoende uit zijn exportopbrengsten en heeft al decennialang een importeconomie die het moet hebben van het goed voorhanden hebben van vreemde valuta. In het recente verleden verdiende ons land nog redelijk uit de opbrengsten van de bauxietindustrie, maar die is totaal weg komen te vallen na het vertrek van BHP-Billiton en de Alcoa. Recentelijk zijn ook de inkomsten uit de bananensector weg komen te vallen.
Rijstexporten vallen tegen en de inkomsten uit de vis zijn evenmin voldoende om de economie goed te kunnen ondersteunen. Uit de goudsector wordt verdiend, maar ook die opbrengsten zijn onvoldoende en zijn door het regiem Bouterse verpand voor het kunnen aflossen van buitenlandse betalingen. De aardoliesector brengt goed geld in deviezen binnen, maar kan niet de gehele economie dragen. Dus moeten we zeker meer gaan produceren en hetgeen uit de productie voortvloeit, moet dan voor de export bedoeld zijn. De lokale consumptie levert namelijk geen vreemd geld op en is dus voor elke producent en investeerder minder interessant. Maar we zitten nu heel diep in de put en de regering Santokhi mag opruimen en daarvoor zal ze heel drastische stappen moeten ondernemen om schoonschip te kunnen maken. Twee maatregelen die ze recentelijk heeft genomen, betreffen de unificatie van de wisselkoersen en de rigoureuze aanpak van de governmenttake op brandstoffen. Beide ingrepen hebben binnen 48 uur na de afkondiging en toepassing gelijk geleid tot prijsverhogingen voor goederen en diensten.
Allemaal zaken die voor grote ongerustheid en ongenoegen hebben geleid.
Importgoederen werden gelijk duurder gemaakt, omdat de importeur wegens de verhoogde invoerrechten gekoppeld aan de geünificeerde wisselkoers, geen verlies wilde lijden. Dus de prijzen in de winkels gingen gelijk ook drastisch de lucht in. Verhogen is hierbij heel gemakkelijk, maar verkopen blijft daarna de grote kunst. Gebleken is dat de verkoopcijfers van alle ondernemers niet zijn toegenomen, maar eerder een enorme duik hebben ondergaan. Prijscorrecties in opwaartse zin zijn in deze economie doorspekt van koopkrachtverlies, niet zaligmakend en brengen zeker niet meer op. De consument heeft namelijk maar een bepaald budget te besteden en zal door prioriteitstelling, minder producten gaan kopen en de duurdere spullen laten staan. Het is een utopische gedachtengang gebleken dat je bij verhoogde koersaanpassingen maar lukraak kan verhogen en dan ook nog meer verdienen. Zulks kan alleen als de salarissen worden ondersteund door inflatiecorrecties. En dat is momenteel bepaald niet het geval, omdat de meeste bedrijven geen productievermeerdering hebben mogen meemaken en die onder de huidige omstandigheden, ook niet zullen zien. Bovendien is het zo dat je als lokale fabrikant die bijvoorbeeld van buitenlandse grondstoffen afhankelijk bent, de output van je product niet kan verhogen wegens de beperkte afzet en ook door het niet goed en snel kunnen beschikken over de nodige dollars of euro’s. Productieverhoging op de lokale markt is dan ook nauwelijks mogelijk en of interessant, omdat de consument het geld ontbeert om meer in te kopen. En als je als fabrikant meer zou willen produceren, is de kans groot dat je met de aangepaste prijzen, met je eindproduct blijft zitten.
Als er dan ook nog een snelle vervaldatum aan het product verbonden is, wordt de ondernemer alleen maar huiveriger tot productievermeerdering over te gaan. Het noodgedwongen stellen van prioriteiten bij de consument, maakt ook dat prijsaanpassingen niet als zaligmakend worden gezien door elke producent, want het heeft vrijwel altijd omzetdaling tot gevolg.
De overheid kan dan wel tot unificaties van wisselkoersen overgaan, maar het heeft altijd nadelige gevolgen en dan in het bijzonder voor het bedrijfsleven.
Men moet tot stabiliteit in de economie zien te geraken met wisselkoersen die niet steeds verder stijgen in verhouding met die van de Centrale Bank van Suriname. Ook moet er hard gewerkt worden aan meer productie bestemd voor de export. De afzet in het buitenland moet daarbij goed en lucratief zijn. Wij moeten af zien te komen van een economie die grotendeels draait op import en handel en ons meer richten op export die veel vreemde valuta zal moeten opleveren. Ons volledig te gaan focussen op de olie-industrie is ook onverstandig, gezien het feit dat over zeker 20 jaar, de vraag naar aardolieproducten zal afnemen, gezien de transformatie die zich binnen de auto-industrie voordoet.
We hebben toch gezien wat er met de bauxietindustrie is gebeurd. We hebben dan nog wel grote bauxietvoorraden in Backhuys, maar weinigen zijn momenteel nog geïnteresseerd in dit erts door de slechte wereldmarktprijzen. Het is dan ook van het grootste belang dat wij onze exportproductie in de nabije toekomst gaan diversificeren, om niet dezelfde fout te maken die bijvoorbeeld Venezuela heeft gemaakt en dat nu doodgewoon een failliete staat blijkt te zijn. Wij zijn ook vrijwel bankroet, maar hebben nog tal van andere mogelijkheden die benut kunnen worden om niet dezelfde fout te begaan als die van de Venezolanen.