Er moet een diepgaande studie verricht worden naar de achterliggende oorzaak van de non performing credit ratio’s bij de financieringsfondsen Agrarisch Kredietfonds (AKF) en het Suriname Revival Finance Fund (SURFF). Voorts moeten in voldoende mate beleidsinstrumenten beschikbaar worden gesteld, tevens is een planmatige aanpak geboden met betrekking tot de identificering en het matigen van de effecten van de interne en externe knelpunten rondom het AKF. Dit waren gisteravond de aanbevelingen van Roshni Abdoelrahman, die als tweede student van de masteropleiding ‘Banking and Finance’ van het Institute for Graduate Studies and Research (ISGR), haar studie heeft afgerond. Bij die gelegenheid heeft zij haar thesis verdedigd over het oordeel van een groep van kredietnemers van het AKF over het functioneren van dit kredietfonds. Abdoelrahman wees er op, dat er ruimte is voor verbetering van de geboden faciliteiten en van de administratieve procedures. Zo zijn er bij de boeren wensen met betrekking tot de verhoging van het maximale kredietbedrag en verlenging van de aflossingsvrije periode. De effectiviteit en efficiëntie van het kredietverleningsproces dient ook te worden opgevoerd, mede omdat de non-performing ratio opvallend hoog is, te weten 25% van het uitstaande leenbedrag. Als voornaamste reden voor de kredietaanvraag wordt ‘onvoldoende financiele middelen’ opgegeven. In meerderheid vormde het terugbetalen van de lening geen obstakel voor de landbouwers, rijsttelers, veeteelthouders en pluimveehouders. Bij de rijsttelers werd als belangrijkste reden voor probleem met de terugbetaling gegeven ‘ongunstige weersomstandigheden’, terwijl voor de andere groepen als voornaamste obstakel werd opgeworpen ‘uitbreken van ziekten en plagen’. Het AKF heeft door het verstrekken van concessionele kredieten een bijdrage geleverd aan de agrarische ontwikkeling. Een door Abdoelrahman gehouden enquête onder 86 boeren, indiceert dat zij mede dankzij deze kredietverlening in staat zijn geweest nieuwe activiteiten op te starten en bestaande uit te breiden. Er is reden tot tevredenheid over het functioneren van het fonds, maar er is ook ruimte voor verhoging van zijn doelmatigheid. De probleemstelling van Abdoelrahmans afstudeerpresentatie ‘Een succesvol conditioneel financieringsinstrument: Een enquête betreffende de doelstellingen en het beleid van het Agrarisch Kredietfonds Suriname’ luidde: ‘Zijn de doelen van het Agrarisch Kredietfonds (AKF) op een effectieve en efficiënte wijze behaald, zowel in absolute zin als in vergelijking met het Europees Rijstkredietfonds Suriname Revival Finance Fund (SURFF)?’. Ze onderzocht in dat kader onder meer de agrarische kredietverstrekking van de Landbouwbank vanaf 1988 tot en met 2013, waarbij met name in het laatste onderzoeksjaar in kredietverlening voor de landbouwsector een enorme groei is te merken, en wel ruim SRD 90 miljoen. Het SURFF en het AKF hebben als overeenkomst dat min of meer hetzelfde doel werd nagestreefd, de verschillen liggen in de zeggenschap, de duur (AKF voor onbepaalde tijd), de non-performing ratio’s (laag bij SURFF, hoog bij AKF), de leensommen (SURFF max. SRD 1,5 miljoen; AKF max SRD 500.000) en het honorarium van de fondsbeheerder (SURFF: 2,6% van het fondsbedrag plus een kostenvergoeding van ongeveer hetzelfde percentage; AKF: vast maandelijks bedrag plus 2,4% van de verstrekte kredieten na aftrek van de non-performing loans). Het AKF heeft er in ieder geval in voorzien concessionele kredieten te verstrekken aan ondernemingen die weliswaar nog niet voldoen aan de strikte commerciële voorwaarden, maar die in de kern gezond zijn en in staat zijn een bijdrage te leveren aan de realisatie van de nationaal-economische doelstellingen.