De indieners van een civiel proces waarin president Desiré Bouterse en vicepresident Ashwin Adhin ondertussen door de rechter zijn opgeroepen hun beleid te komen verantwoorden, eisen in hun rekest ook dat Financiënminister Gillmore Hoefdraad, gewezen governor van de Centrale Bank van Suriname (CBvS), wordt veroordeeld. De zaak staat op de rol van 14 januari. Dan moeten Bouterse en Adhin zich verweren.
Onder punt VI van hun eis verzoeken zij de rechter: ’De gedaagden te gelasten, om de minister van Justitie op te dragen althans te bevelen, met de haar ten dienste staande middelen en instituten HOEFDRAAD, Gillmore, gewezen governor van de Centrale Bank van Suriname, per onmiddellijke in verzekering te doen stellen, voor te doen geleiden en eventueel te doen veroordelen, wegens primair het (doen) verschaffen van valse informatie althans (doen) vervalsen van voor de Staat zeer noodzakelijke en cruciale informatie betrekking hebbende op de Staats Financiën, (vide de wekelijks publicaties van de verkorte balans van de Centrale Bank), secundair wegens het (doen) verduisteren van Staatsmiddelen, (Staatsgelden die na de verkiezing verdwenen zijn doch voorkwamen op de wekelijkse publicatie van liquide middelen van de Staat, verkorte Balans van de Centrale Bank), meer secundair wegens het opzettelijk in gevaar brengen van Staatsveiligheid, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van US$ 1.000.000,- ( en miljoen Amerikaanse Dollars) per gedaagde individueel, voor elke dag of elke keer dat de gedaagde in gebreke mocht blijven gevolg te geven aan het gelaste’.
In het rekest richten de in de regering teleurgeselde burgers John J.R. Matadin (gepensioneerde), Shaym K. Ausan (ondernemer), Anand I. Soechitram (advocaat), Winston J. Notapawiro (student) en Nawien Bhoelai (technicus) acht verzoeken, die vooraf worden gegaan door meer dan dertig argumenten. De rechtszaak is primair gericht tegen Bouterse en Adhin. In het eerste verzoek vragen de verzoekers aan de rechter om het presidentskoppel te gelasten te stoppen met het schenden van hun ambtseed en zich onherroepelijk te onderwerpen aan de verplichtingen die zij op zich hebben genomen, bij het afleggen van hun ambtseed en of belofte luidende: ’Ik zweer (beloof), dat ik de onafhankelijkheid en het grondgebied van de Republiek Suriname naar mijn vermogen zal verdedigen en bewaren; dat ik de algemene en bijzondere vrijheid en de rechten van allen zal beschermen en tot de instandhouding en de bevordering van de algemene en bijzondere welvaart alle middelen zal aanwenden, welke de wetten de omstandigheden te mijner beschikking stellen, gelijk een goed en trouw President (Vice-President) verschuldigd is.’
De verzoekers vinden ook dat Bouterse en Adhin bezig zijn met schendingen van zowel de grondwet als de mensenrechten van de burgers van Suriname. Erger nog, ze zouden zich ook bezondigen aan het psychisch folteren van het volk evenals het bevorderen van vernederende en onmenselijke behandeling. Ze verzoeken de rechter de beleidmakers te veroordelen onmiddellijk daarmee op te houden.
Daarnaast eisen zij dat de verhogingen van de water- en stroomtarieven, de govermenttake op brandstof en de devaluatie worden teruggedraaid.
In geval het komt tot een veroordeling van de gedaagden, dan zijn de eventuele veroordelingen gekoppeld aan zware dwangsommen in de orde van US$ 1.000.000 voor elke dag of keer dat de gedaagden een veroordeling naast zich zouden neerleggen.
Dezelfde verzoekers procederen ook tegen De Nationale Assemblee als entiteit en tegen alle 51 individuele parlementariërs. Ze vinden dat de volksvertegenwoordigers in strijd handelen met hun ambtseed, en tegen de grondwet en dat zij al zodoende nalaten het volk te vertegenwoordigen, althans nalaten besluiten te nemen namens en in het voordeel van het volk.