“Bakhuysbauxiet en Aluinaarde Plants”

Ondergetekende heeft besloten in de pen te kruipen ,om wat meer Info te geven omtrent de historie van het West-Suriname project, omdat gebleken is dat vooral onze jongere generatie hieromtrent niet voldoende of geenszins is geïnformeerd; Ook wil hij bij velen weer de interesse aanwakkeren voor dit mooie, grote project waarin reeds zoveel onderzoek is gedaan en waarover veel informatie aanwezig is. Ontmanteling van de Paranam AA-plant mag geenszins gebeuren ,omdat  dan onze Bxt- en AA-industrie van de  “ wereldkaart” zou verdwijnen. Opzetten van een geheel nieuwe aluinaarde-plant gaat gepaard met bijzonder hoge investering ,die door meerdere partners gedragen moet worden ; de intentie hiertoe bestond ook anno 2007, waarop later wordt ingegaan.

Enkele historische feiten :  De  ‘geestesvader’ van het W. Suriname project was  dr. ir Frank Essed ,toenmalig erelid van de Nationale Partij Suriname ( N.P.S.), helaas nu wijlen. Inspiratie tot dit grote project was de ontdekking van de grote bauxietreserves in het Adampada –Kabalebogebied in het begin van de jaren zestig. Exploitatie van deze bauxietafzettingen zou zorgen voor werkgelegenheid en de nodige decentralisatie van het land. Mede met het oog op inventarisatie van ‘s lands bodemschatten, werden in de periode 1959-1960 Geofysische (Airborne) magnetometrische metingen gedaan over geheel Suriname door de Aero-Service Corporation Philadelphia; als gevolg hiervan werden in het Adampada-Kabalebogebied grote magnetische anomalieën ontdekt : grote afwijkingen in de plaatselijk voorspelbare intensiteit van het aardmagnetisch veld , die veroorzaakt worden door basische gesteentes waarin nikkel-sulfide mineralen en andere base-metals voorkomen ( de ware oorzaak , met name de verertsing die deze anomalieën veroorzaken, is nog steeds niet ontdekt).

Gevolg was dat in de periode 1961 -1963 ,het gebied het toneel was van een grootschalig reconnaisance exploratieprogramma, kartering ,boringen en het graven van putten t.b.v. ertsreserve, schattingen en bepaling van de fysische eigenschappen van het bauxiet; de pioniersgeest zat er toen goed in, iets wat wij tegenwoordig te vaak missen . De primitieve Minuteman (Auger type) boren werden op de rug heuvel op, heuvel af gedragen. Operation Grasshopper leverde een grote bijdrage aan de ontsluiting van dit gebied en andere delen van het binnenland. Er werden tien gebieden /arealen geïdentificeerd op grond van de aanwezigheid van ‘Bauxite Float’ een verweringsproduct van bauxiet dat ten gevolge van. relatieve aanrijking van Al (Aluminium)/uitloging van ijzer een fenomenaal hoog winbaar aluinaardegehalte groter dan 60% bezit . Areaal 10 werd onderverdeeld in vier arealen. In 1963 kwam het eerste rapport uit van de Geologisch Mijnbouwkundige Dienst over de bauxietreserves, van de hand van ir. J.Janssen; andere geologen die  baanbrekend werk verzet hebben bij eerdergenoemde exploratie, waren ir C. Van Kooten en ir  Doeve; laatstgenoemde had al eerder boringen gedaan op Nassau; zijn  rapport verscheen in 1955. (van Kooten is ook bekend om de diamantexploratie in het Berg en Dal- Sabanpasie gebied). Tussen 1961 en 1966 toonde een steeds groter wordend aantal investeerders en Aluminum Companies interesse in de bauxietafzettingen in het Adampada-Kabale- bo gebied; het was een tijd waarin de maatschappijen  je bauxiet afzetting kwamen inspecteren (dat gaf extra inspiratie) – de grote ‘spelers’ als Australië, Guinea en Brazilië waren nog niet op de wereldmarkt. We noemen slechts enkele: Reynolds Metals Company met J. H. Langenberg , Suralco met Coutinho , Greig en Mc Bride ; Billiton met G.J. Aleva en A.C. de Jong ; Salzgitter kreeg wandelvergunningen en bracht in 1963 een rapport uit dat echter niet zo veelzeggend was qua inhoud. Er was ook een  West Suriname Bauxiet Consortium bestaande uit ALCAN ,ALCOA ,Billiton en Ormet ( het vroegere Olin- Revere). Relecom en ir J. Janssen hebben veel gedaan om het gebied internationaal aanzien te geven. Reynolds Metals ging begin 1970 een ‘Joint Venture’ aan met de Surinaamse regering. Zij verdichtten in de meeste arealen het boornet om betere reserve schattingen te kunnen doen ; in het contract met de regering was overeen gekomen dat in Apoera een Aluinaarde-plant gebouwd zou worden, mits er voldoende  Bxt reserves werden aangetoond. Helaas brak in 1974 de zogenaamde olie crisis uit , toen de OPEC landen zich gingen bundelen; hierdoor leek het blijkbaar niet meer “feasible” /economisch haalbaar een AA-plant ( Diesel Fueloperated) neer te zetten ,en ze trokken zich terug uit de Joint Venture. Het Kabalebohydro power project ( waterkrachtcentrale) was nog lang niet van de grond gekomen , waardoor nog niet kon worden beschikt over goedkope waterkrachtenergie.

Na het vertrek van Reynolds Metals pakte Grassalco de verdere exploratie en evaluatie weer op , ondersteund door adviezen van Billiton International Metals en  mijntechnici  van B.M.S. ( Billiton M’pji Suriname). Bulk Samples (massa monsters) van de Bxt ,verzonden naar ALCOA Pittsburg t.b.v. metallurgisch testwerk in een pilot plant werden zeer positief beoordeeld door ALCOA voor aluinaardewinning in het zogenaamde BAYER proces; volledigheidshalve dient hierbij vermeld te worden dat het gaat om het American Bayer proces, operationeel bij temperaturen rond de 150 graden Celcius. Op grond hiervan besloot de Joint Commission Suralco-Billiton ( mei 1980), mede geïnspireerd door de positieve resultaten van de door Suralco geïnitieerde Apoera- Corantijn studie ,om de AA-plant te Paranam uit te breiden met een extra productiecapaciteit van ca. 600.000 metrieke ton aluinaarde om het Bakhuysbauxiette kunnen accommoderen; de Apoera- Corantijn studie toonde aan dat het bauxiet m.b.v. lichters( Eng.: barges) over de Corantijn  en langs de kust vervoerd zou kunnen worden naar de  AA-plant in Paranam. Hiertoe zou de Corantijn rivier worden uitgebaggerd. Transport van het erts van de Bakhuysmijn naar de kade, zou gaan via de pas opgeleverde spoorlijn, gebouwd door Amerika’s beste spoorlijnconstructeurs EMKAY ( M.K. staat voor Morrisson-Knudsen), voor 250 miljoen U.S.D. (1978).  Equipment gebruikt door EMKAY voor de bouw v.d. spoorlijn  zou toekomen aan Grassalco voor een bescheiden opstart van de mijn; echter door mismanagement ,het ontbreken van controle en planning van de in het leven geroepen ‘Stichting Spoor’, verdwenen de onderdelen van de ,nog in uitstekende staat verkerende machines, naar Guyana en Frans-Guyana.

De plannen die als ‘feasible’ werden beschouwd door de Joint Commission kwamen in het kort neer op :  een productieniveau van 2,2 M ( miljoen)ton gedroogd Bxt voor de Bakhuys mijn (per jaar) ; 585000m.ton bauxiet uit de Paramijn, gerund door B .M.S., naar de SuralcoCalciner ,die op Smalkalden zou komen te staan ;  Uit- breiding van de AA-plant capaciteit met 575.000 m.ton aluinaarde . Interessant is hierbij te vermelden dat men een ‘discount rate’ hanteerde van 11 % ( Suralco –  ALCOA ) ; Billiton hanteerde 8,5% per jaar .  Aanname was dat de W.M. prijs voor AA gefixeerd zou blijven tussen $ 200 en U.S. $ 220 per ton voor de periode 1982-1992 ; energiekosten maakten ruim 50% uit van de cash operationalcosts (inclusief rawmaterials voor zelfs 60%).  Voor de Calciner kwam in aanmerking alleen hoogwaardige ‘chemicalgrade’ bauxiet, met een zeer laag ijzergehalte (i.h.a. kleiner dan 1,0% ) en een Gibbsiet( Al-trihydraat ) gehalte iets boven de 90%.  Dit type Bxt kwam vrij frequent voor in de onderste regionen van het bauxiet profiel in de Para mijn te Onverdacht (district Para). Calcined Bauxiet wordt gebruikt in de staalindustrie als (hoog) temperatuurbestendig (refractory) materiaal bij bekleding van hoogovens.

De totaal benodigde investering was geraamd op 555 miljoen, voor opstart van de Bakhuys-mijn, infrastructuur ,werkkapitaal en uitbreiding van de AA-refinery plant te Paranam (1982). (de investering t.b.v de AA-plant uitbreiding anno 2007 was minstens 300 (drie honderd ) M US. $ ). De indruk bestaat dat als gevolg van de militaire staatsgreep op 25 februari 1980 de plannen ‘in de ijskast verdwenen’.

De Para-mijn te Onverdacht ,district Para , werd trouwens vroegtijdig verlaten door Billiton vanwege mijn technische problemen t.a.v. de kwaliteitscontrole ; analyse resultaten uit kwaliteitsboringen ,detailboringen op het direct te mijnen panel ( met name ijzer- en Silica-gehalte), en die uit Exploratie boringen liepen steeds verder uiteen gaande in moordelijke richting ,zodat exacte prognoses omtrent de kwaliteit van de aan Suralco te leveren bauxiet ( i.v.m. mine planning) niet meer mogelijk waren.  Dit is te wijten aan een te wijdmazig boornet bij exploratie ; de zgn. ESM (  Empire Spout Minuteman) exploratie boringen door B.M.S. zijn trouwens  vernuftig  en heel ingenieus uitgevoerd in zwampterrein door 40-45 meters dikke deklagen .

De afzettingen Lelydorp III E (Oost), alsook de zogenaamde ‘Successor Mines’ Klaverblad en Kaimangrasie aan de rechteroever van de Surinamerivier ,die als ‘springplank’ zouden dienen naar de Bakhuysbauxiet afzetting ,zijn inmiddels ook al uitgemijnd. Door slechte planning en timing van de zijde van Billiton  werd onnodig veel geld (US $10 miljoen) geïnvesteerd aan voorbereiding door Boskalis voor de vrij kleine Lelydorp I bauxiet afzetting ( 3 miljoen ton).   De noordwestelijke uitloper van de Para mijn , de Kankantrie-mijn , die lange tijd was gezet op ‘standby basis’ (door het foutief spoilen van slappe deklagen), is onderhand ook al uitgemijnd.

Over de nog aanwezige reserves in Coermotibo – ‘deepseated’ ( Marowijne) die vallen onder het beheer van Suralco, is niet veel bekend (vermoed wordt dat er nog een heel kleine reserve aanwezig is); echter per 2010 bedroegen deze reserves 12 miljoen m.ton ( in situ) ( Ir E.V. Miranda).  De bauxietreserves in de kustvlakte  zijn praktisch reeds uitgeput. Een exploratieprogramma, gestart in 1981, om te zoeken naar Bxt reserves in de kustvlakte (‘buriedbauxitedeposits’ ), werd vroegtijdig, om nog onbekende redenen stop gezet door Billiton International Metals B.V.

Het Nassau- en Lelygebergte vertegenwoordigen plateau type bauxieten met een kleine reserve ,anno 2010 gesteld op 35 M. m.ton  ‘ in situ’.

De monsters representatief voor de Bakhuys bauxietafzetting, verzonden naar het AlCOA Technical Centre ,werden genomen in de periode 1978 –eind 1979 (areaal 10-1);hiervan is reeds melding gemaakt. Ook werden monsters gestuurd naar het  Allis Chalmers Research Centre in Wisconsin, U.S.A.,voor het doen van breekproeven t.b.v. ALCOA (De Amerikanen ,mn. ALCOA ,zijn dus uitstekend  geïnformeerd  over het gedrag bij verwerking van het Bakhuysbauxiet).

Het onderzoeksteam van de N.V. Grassalco ( Grasshopper Aluminum Company) bestond toen uit ir G. Elias (mijnbouwkundig adviseur bij het toenmalige ministerie van Opbouw), ir H. Naarendorp, chemisch ingenieur en hoofd van het chemisch-analytisch laboratorium, P. Jannasch (logistiek) en ondergetekende; de toenmalige directeur Grassalco was ir H. Ferrier .  Van de zijde van Billiton International Metals werd het team ondersteund door dr G. J. Aleva (senior geologist en nu wijlen) en enkele ervaren mijningenieurs.

Monsters die extra nauwkeurigheid vereisten, werden geanalyseerd  met behulp van de Bomb Digest Analyse methode, waarbij het Bayerproces  werd nagebootst  qua druk en temperatuur ( zowel laag als hoog- 243 graden Celcius); voor routinematige analyses werd de Röntgen fluorescentie methode ( XRF) gebruikt.

Nodig te vermelden is, dat ook naar Finland ( Outukompu) en Noorwegen( ASV , Norskhydro) en de Verenigde Staten van Amerika monsters zijn gestuurd voor het doen van metallurgisch testwerk ten behoeve van het Pedersenproces ; het Pedersen proces benut Bxt / lateriet  met winbaar aluinaardegehalte ruim kleiner dan 40 % voor de fabricage van aluinaarde, ‘pig iron’ en cement.  De monsters werden eind februari –maart 1980 verscheept, maar de testresultaten van het onderzoek hebben de toenmalige directie en het management van Grassalco nimmer bereikt.

De reserves in het Bakhuys gebergte zijn enorm : bij een lage afkapgrens ( 32% win  bare aluinaarde),en andere stringente mijncriteria bedraagt de waarschijnlijke reserve (probable reserve) ca. 200 M m.ton gedroogd Bxt ( Dikte-5 meter) in de arealen 10,8. 5.1 en 2 ( Reynolds- Grassalco, 1971-1975), welk cijfer 50-60% hoger kan liggen, omdat deze reserve is gebaseerd op een accuraat, doch wijdmazig boornet , variërend van 100 bij 100 tot 200 bij 200 m. ( Een uitzondering is areaal 10-1 met 50 by 50 meter). De Joint Commission houdt  dan ook 300 M.ton aan, welk cijfer zeer reëel is.  In de arealen 4,6 en 7 is de bauxietmijn technisch te dun; dit zou bij het mijnen leiden tot veel contaminatie (vervuiling) en een laag mijn  rendement. Het Bakhuysbauxiet is een interessante afzetting, waarin grote delen bestaande uit harde, hoogwaardig bauxiet (winbare AA groter 50%) elkaar afwisselen met ‘lagere’ kwaliteit ijzerrijke bauxiet met winbare AA 43-45%. Ook is door erosie ,m.n op de ‘schouders’ van de plateaux ,de Bxt dikte verdubbeld ( wel met lager gehalte en hoger Silica ). Zo een afzetting vereist een accurate mine-planning om het erts potentieel  maximaal te benutten bij ‘beneficiation’ (verwerking). Houdt men een mijnrendement aan van 85% ,( welk cijfer aan de lage kant is) ,dan garanderen deze reserves een mijnleeftijd van ruim 100 jaar , natuurlijk bij een productieniveau  van 2-2,5 MtonBxt per jaar , zoals in de Para mijn het geval was.

Een ‘side step’ naar Nassau toe :  de allereerste exploratieresultaten van deze afzetting zijn : een waarschijnlijke reserve van ca. 14  M.ton gedroogd Bxt ( hoogwaardig) met een additionele Mogelijke reserve van 6 M.ton ijzerhoudend  bauxiet ( Ir G. Doeve, G.M.D. ,1955). Een kleine reserve dus die  later door J.Janssen , na boornet verdichting werd gesteld op 32 M.ton .

Zo’n 10-12 jaar geleden bestond het plan om er een bosontsluitingsweg naar Nassau  aan te leggen ; deze plannen hebben schipbreuk geleden vanwege de ( te hoge) te verwachten investeringen voor zo een kleine afzetting.

De plannen voor West-Suriname rond het jaar 2006 ( de officiëleonderhandelings rapporten zijn gedateerd 2007) waren:  een van de meest aantrekkelijke opties rond die tijd was om in Apoera een AA refinery gereed te hebben met een productie-capaciteit van ca. 2,4 miljoen ton AA (aluinaarde) per jaar ( te voeden met Bakhuys Bauxiet.  De Paranam Refinery zou dan vanaf 2010 Bxt geleverd krijgen vanuit de Bakhuysmijn tot  2032 ,het jaar waarin de Brokopondo overeenkomst  officieel zou zijn  afgelopen ; de Paranam plant bauxietbevoorrading vanuit Bakhuys zou dan voor 22 jaar lang 2,25 M.ton per jaar aan bauxiet bedragen.

De Apoera Refinery bauxiet bevoorrading vanuit de Bakhuysmijn zou voor 35 jaar lang   ( tot 2049) 6,3 M.ton per jaar bedragen , d.w.z. dat tot 2032 een productie niveau van ruim 8,5 M.ton Bxt gewaarborgd zou moeten zijn in de Bakhuys mijn bij benutting van de volle refineryplant capaciteit.  Aanbevolen werd de onderhandelingen over een eventueel te bouwen Al-smelter ( capaciteit 300.000 ton Al per jaar) tot nader orde uit te stellen en zich te concentreren op de bouw van de AA-plant te Apoera.

Uitgangspunten bij de onderhandelingen waren: mining op basis van Service Contract ; Refining (aluinaarde) op basis van ‘Toll Fabrication’ en Smelting op basis van Partnership . Op basis van de Joint Venture agreement (Suriname-Billiton – Suralco) zou de Surinaamse regering , als de “ Toll Fabrication” gehanteerd zou worden, over 29% van de aluinaardeproductie kunnen beschikken ( Apoerarefinery-  Suralco 39% en Billiton 32% ) en haar aandeel kunnen verkopen op de wereldmarkt. Hierdoor zouden veel meer inkomsten gegenereerd kunnen worden voor Suriname; met het Service Contract werd beoogd de Surinaamse overheid zoveel mogelijk te laten profiteren van de natuurlijke hulpbron bauxiet, hetgeen tot nog toe niet het geval is geweest. Bij de ‘constructie’ van de eerder genoemde optie 3 ging men ervan uit dat na het uitmijnen van Klaverblad en Kaimangrasie 70 M.ton erts over zou zijn in Midden- en Oost Suriname .

De 70 M.ton erts aanwezig (per 2010) in Midden en Oost Suriname heeft betrekking op Nassau, Lelygebergte , Coermotibo-“deepseated”, Brownsberg , Para/Kankantrie en Lelydorp 1 ( Ir E. V. Miranda).  Destijds had ALCOA ook plannen voor een Al-smelter op Trinidad met een aluinaarde behoefte van 718.000 ton per jaar; deze plannen zijn niet doorgegaan vanwege onvoldoende gasvoorraden en verzet/tegenwerking van de bevolking op Trinidad en Tobago.

Wat dacht u van de energiebehoefte van zo’n project met AA refinery te Paranam ( capaciteit 2,0 M.ton /jr) , Apoera  aluinaarde-plant 2,4 M.ton /jr en een Al-smelter met maximale capaciteits benutting van 500.000 ton Al/jr ?:  deze komt op ruim 2000 Mega Watt ( 2 Giga Watt ) aan vermogen; hierbij niet meegerekend de energiebehoefte buiten watertransport om (w.o. slurry pipeline , conveyor belt, aerial tramways ) voor transport van het bauxiet naar de Paranam AA –plant.   Het Hall- Heroult proces voor productie van het metaal aluminium, het  electrolytischproces waarbij aluminium wordt verkregen uit aluinaarde, (afkomstig uit het Bayer proces door verwerking van bauxiet) vergt nu eenmaal veel energie, vandaar dat uit oogpunt van de energiebehoefte in een geïntegreerde Al-industrie het noodzakelijk is een waterkrachtcentrale te bouwen ; we zien waarom het Kabalebo-hydroelektrisch project zo noodzakelijk werd geacht  ( we denken hierbij direct aan het Bureau Waterkrachtwerken, dat mogelijk  opgenomen zou kunnen worden in een hernieuwde versie van het Planbureau ). De vraag naar aluminium en tussenproducten blijft bestaan; Al  heeft een grote Sterkte /Gewicht –ratio en is als bestanddeel in vele legeringen nog steeds onmisbaar bij de constructie van vliegtuigen.

Andere typen bauxiet in de regio : ondergetekende ‘onderstreept’ de uitgesproken mening van Derrick Ferrier ( en nog vele anderen) dat de AA-plant te Paranam niet stil mag komen te liggen ; hiervoor staan te veel van onze economische belangen op het spel. Men zou in aanloop naar de Bakhuysmijn tijdelijk bauxiet kunnen importeren en aanwenden in de Paranam refinery.  Door chemisch-technologische innovatie kan een bepaald type bauxiet aangepast worden voor verwerking in een AA-plant, mits het belangrijkste aluminium-hydraat mineraal overeenkomt met dat waaruit de gangbare bauxiet bestaat. bauxieten in Guyana, Brazilië, Suriname en Venezuela zijn voornamelijk trihydraat bauxieten , met Gibbsiet als het Al-mineraal en daarnaast Kaoliniet (klei) en ijzer-oxiden als bestanddelen , (verwerkbaar bij ca. 150 graden Celcius in het Bayer proces) ,terwijl bauxieten uit Jamaica die voornamelijk bestaan uit aluminium-monohydraat (Boehmiet) bij hogere temperaturen en andere proces-fysische omstandigheden verwerkt moeten worden. Zo kan men bijvoorbeeld extra filters en ‘counter current’ systemen aanbrengen voor een Bauxiet met een vrij hoog silica (kwarts) gehalte, dat overigens qua mineralogische samenstelling niet veel verschilt. Richten we onze blikken naar Brazilië: een bauxiet dat zich uitstekend zou lenen voor ‘blending’ met Bakhuys – of Moengo/Coermotibo bauxiet is het bauxiet van Trombetas uit het Paragominasgebied in  het Amazonegebied, met ijzergehalte iets kleiner dan 10% , een winbaaraluinaarde gehalte van 48-49% en een reactief silica gehalte van rond de 5% ( Billiton International Metals). (reactive silica is een maat voor het kleigehalte in de bauxiet ; reactive silica moet vrij laag zijn om storende invloeden in het Bayer proces te vermijden).

Nodig is wel dat de hoge exportheffingen via Brazilië geschrapt worden , maar dat zouden regeringen onderling kunnen regelen.  Bekend is dat ALCOA reeds veel toezeggingen heeft gehad voor investeringen in Brazilië , onder andere voor de bouw van een waterkrachtcentrale.

Guyana : het Guyanese bauxiet vertoont veel overeenkomst met onze kustvlakte bauxiet (‘buriedbauxite’) bekend uit de Para mijn en Lelydorp 3 Oost afzetting ; de company Rusal werd indertijd benaderd voor transport en levering van bauxiet uit het Kwakwaniegebied in Guyana ; de plannen gingen echter niet door .

Venezuela: over de stand van de huidige bauxietreserves en activiteiten die worden ontplooid op het gebied van Bxt- en aluinaardetechnologie (voor zover die bestaan) is nog te weinig bekend (afgezien van ‘droge feiten’ over Bxt- en AA-productie op het internet). En dat voor een land waar Suriname nauwe betrekkingen mee onderhoudt; ook is niets bekend van wat terecht is gekomen van de plannen die Venezuela had eind van de jaren zeventig (70), vorige eeuw, direct na de ontdekking van de Los Pijiguaos Bauxiet afzetting ; toen Grassalco bezocht werd door een vijf man sterke delegatie en een zogenaamde m.o.u. werd ondertekend voor samenwerking op het gebied bauxietmining en AA-productie ( N.B. na de militaire machtsovername werd niets meer van hen vernomen). Mijnsinziens is een taak weggelegd voor het Bauxiet Instituut en Surinaamse technocraten om daar wat rond te neuzen, en om wederzijds voordeel te (be)halen op het gebied van bauxiet-mining en AA-technologie.  Schrijver wil hierbij op wat historische feiten ingaan van de geïnteresseerde lezer : In 1976 werd de ‘Los Pijiguaos’ bauxiet afzetting ontdekt ; deze bauxiet is ontstaan door chemische verwering van een grote Graniet intrusie ( batholiet). De mogelijke reserve werd vlak na de reconnaissance exploratie  gesteld op 5,8 miljard ton bauxiet ; de mijnbare reserve op 176,5 M.(miljoen) m.ton bauxiet met gemiddeld 48% winbare aluinaarde , Kwarts ( vrij Silica) 5-10% , ijzeroxide gehalte 16,6% en 1,7% reactive silica – gemiddelde dikte 7,6 meter ( A. Menendez , A . Sarmentero ,1984) ; een heel grote afzetting dus.

Het bauxiet komt voor op plateaux 600-700 meters boven het zeeniveau, in de staat Bolivar, in het uiterste Westen van Venezuela, dichtbij de grens met Columbia en 35 kilometer van de Orinocorivier verwijderd, tussen de stadjes Caicara en Puerto Ayacucho.

De plannen van Venezuela rond 1980 waren om aan de monding van de Orinocorivier, nabij Puerto Ordaz, een AA (aluinaarde) plant neer te zetten met een productiecapaciteit van 1,6 M.ton AA/jr, en een waterkrachtcentrale met een energy output van 9500 Mega Watt in de Caronirivier (1986) (U ziet dat onze beraamde energie vermogen van 2000 Mega Watt toch niet zo hoog ligt !! ). De toenmalige minister van Energy and Mining was E. Rodriguez.

Het Bauxiet Instituut ,eventueel gefaciliteerd door ALCOA, zou in studie kunnen nemen of het economisch haalbaar is(‘feasible’) om met bulk carriers (schepen) van 100.000 dwt (dead weight ton) Bxt vanuit Brazilie , Guyana of Venezuela te vervoeren naar de Paranam-plant voor verwerking tot aluinaarde ( mogelijk ook te laden via een overslagpunt op zee ; vanuit Guyana zou makkelijk met behulp van lichters kunnen); dit als tijdelijke oplossing in afwachting van de opstart van de Bakhuysmijn in West-Suriname ( hier komt het fenomeen ‘uitbaggeren van de Surinamerivier’ weer de kop opsteken!! ).

Lezer, wat vindt u van het volgende: ca. 35% van de door de V.S. van Amerika ( U.S.A.) geïmporteerde aluinaarde in 2014 kwam uit de Paranam AA-plant ( Brazilië 13% ,Australië 38% ) ; import van bauxiet in de V.S. van Amerika in 2014 kwam voor 28% uit Brazilië en voor 45% uit Jamaica ( de rest uit Guinea).

Dit zijn cijfers afkomstig van het National Minerals Information Centre van de U.S. Geological Survey ,gepubliceerd door de Society for Mining, Metallurgyand Exploration (Denver, Colorado, U.S.A.) in haar jaarlijks rapport over Industrial Minerals ( Mining Engineering , july 2015).

Conclusie : ruim 50 jaar lang is enorm veel onderzoek gedaan in het West-Suriname project ,met name ten aanzien van de Bakhuys bauxiet afzetting . Ondanks de vele ‘ups-and-downs’ op de wereld markt ten aanzien van bauxiet en aluinaarde/aluminium zijn Billiton en ALCOA interesse blijven tonen voor het West-Suriname project (dat bleek ook uit de onderhandelingen in 2007). Van ALCOA zijde komt dit ook door de positieve attitude van haar vroegere managers, zoals bijvoorbeeld  Leonard Jacob Jr. om een enkele te noemen. De indruk bestaat ( bij ondergetekende) dat ALCOA wacht op belangrijke beslissingen van de Surinaamse overheid ; onze onderhandelaars moeten trachten het beste resultaat te bereiken ( uit een eventuele Joint Venture) voor Suriname en zijn bevolking .  Belangrijk is ook dat alvorens de Bakhuys mijn operationeel wordt, goede milieuwetten ten aanzien van sustainable mining en land reclamation ( herstel van het milieu na mijnactiviteiten) ‘in place’ zijn. Vooral  omdat het gaat om een gebied met een unieke flora en fauna : ook de habitat van onze POEMA (de goudgele Zuid-Amerikaanse  ‘leeuw’), de jaguar en ocelot , unieke dieren die onze bescherming en liefde nodig hebben (deze oproep doet ondergetekende vooral aan onze jagers !!). Hierbij is een belangrijke taak weggelegd voor onze jonge assembleeleden en het Bauxiet Instituut om zich internationaal te oriënteren omtrent bestaande milieuwetten in de mijnbouw , en natuurlijk niet alleen in Afrika, maar ook in landen als Australië , Canada, Chili en de V.S. van Amerika.  In Australië dat een van de grote bauxietproducenten in de wereld is , wordt al sinds tientallen jaren gewerkt aan milieuwetten in de mining industrie . Het is daarom ook een lust  te kijken naar de uitgemijnde bauxietgebieden in Australië. Ook in Brazilië begint men een stap in die richting te zetten , en in Jamaica is men al vergevorderd op dit stuk van wetgeving.  Het is ook jammer dat Billiton ondertussen al vertrokken is ; een bedrijf dat ruim 70 jaar lang heeft gezorgd voor een unieke vorm van bauxiet mijntechnologie in de Para mijn te Onverdacht ,district Para.

Tot slot wil ondergetekende aan de heer ir. E.V. Miranda ,met wie hij jarenlang een uitstekende werkrelatie heeft gehad bij Billiton, dank zeggen voor de nodige info, waar nodig , alsook voor zijn deskundige , mijn technische input ten aanzien van zijn adviezen aan de Joint Commission en zijn jarenlange positieve attitude ten aanzien van het West- Suriname project ; zowaar een echte nationalist met zijn hart op de juiste plaats.

Ingezonden

Drs A. H. Hilversum    

More
articles