In 2020 maakte president Santokhi grotendeels een einde aan de cultuur van reshufflen, die hij overnam van Bouterse. Santokhi werd bij aantreden alom gezien als een man van wet en recht. Iemand die met goed begrip van opsporing, drugsbestrijding en de sociale factoren om criminaliteit heen, Suriname tijdens zijn beleidsperiode als bewindsman, tot een veiliger land had gemaakt na jaren van toenemende gewelddadige criminaliteit. Hij liet minder dan de helft van de actieve drugsbendes intact bij zijn vertrek en had internationale kopstukken in de regio van het schaakbord verwijderd.
Als iemand rondliep met de verwachting of de vrees dat hij zijn kennis op het gebied van veiligheid en politiezaken zou inzetten om vanuit het Presidentieel Paleis marionetten bij het Openbaar Ministerie en op het ministerie van Justitie en Politie aan te sturen, was dat ongefundeerd. De signatuur van president Santokhi leek in veiligheidsbeleid absoluut niets op die van minister Santokhi of korpschef Santokhi. Moorden, roofmoorden, moord-zelfmoorden, femicide, mensenhandel, kinderprostitutie, drugshandel en inbraken, vieren hoogtij onder zijn presidentschap en het gevoel van veiligheid is nog nooit zo tot een dieptepunt gedaald als waar het nu is.
Niet alleen dat. Niet één functionaris onder zijn kabinetsperiode is voor corruptie vervolgd en niet één witwasveroordeling heeft tot nu toe stand gehouden. Suriname is van kwaad naar erger gegaan in de rapportageperiode tussen NRA-1 en NRA-2. Er is werkelijk geen diepere onvoldoende toe te kennen en geen losstaand statistiek, waarop veiligheid geen compleet falen is geweest, tijdens het kabinet Santokhi-Brunswijk. Verkeersveiligheid en sterfgevallen van kinderen lijden onder het ontbreken van beleidsregels op het gebied van e-bikes.
Een topfunctionaris van die regering is een speelbal van justitie in zowel Frankrijk als Brazilië voor zijn betrokkenheid bij drugshandel en de vicepresident memoreert op een politiek podium over het contact met hem tijdens zijn voortvluchtigheid. Maar het falen van veiligheid, justitie en politie, komt dan in grondwettelijke zin voor de verantwoordelijkheid van de president, in politieke zin moet het neergelegd worden aan de silo-mentaliteit binnen de bestuurscultuur en concreet aan de ministeriële verantwoordelijkheid voor het departement. Die verantwoordelijkheid rust bij ABOP.
Daarom is het een roodgloeiende valse start, dat formateur Simons in haar aspirant-kabinet het ministerie wederom onderbrengt bij de ABOP. Wat kunnen NDP, NPS en A20, die op de eigen kieslijst en binnen de eigen combinaties, toegang hebben tot nationaal befaamde bewindslieden en topjuristen, ertoe bewogen hebben het politiek-bestuurlijke offer te brengen om de ABOP dit ministerie aan te bieden? Wat verwachten wij dat zal ‘veranderen aan het systeem’ als bij herhaling de politiek onwilligen of onkundigen achter het veiligheidsbeleid van Santokhi onder Simons hetzelfde kunstje vijf jaar lang mogen gaan herhalen? De NDP en de NPS hebben de onveiligheid van het land op podia benoemd en beschreven. De VHP was veroordeeld tot de ABOP en wij zijn geen vreemdelingen in Jeruzalem. De ABOP heeft het ministerie afgedwongen aan de onderhandelingstafel om erop toe te zien dat de partijtop en de achterban geen strobreed in de weg gelegd werd. De NDP en de NPS hebben opties. Er zijn andere formaties en combinaties nodig en er kan keihard geweigerd worden, de ABOP haar gang te blijven laten gaan op dit ministerie. Zelfs ter elfder ure kan bij benoeming nog tot inkeer gekomen worden. Dit is een kans om het werkelijk anders te doen.