Het vakwezen kampte lange tijd met vergrijzing, desinteresse, een verstrengeling van belangen tussen werkgever en vakbondsleiders, anti-stakingsactivisme en competitie van ongeorganiseerd politiek activisme. Het lidmaatschap van werknemers bij bonden liep terug. En het draagvlak van bonden bij centrales stagneerde. De factor arbeid werd zijwaarts en zijdelings beïnvloed door hoger opgeleiden via HR, persoonlijke promoties of bevorderingen, vormen van medezeggenschap en toezichtsorganen, intern aan de zijde van de werkgevers en de factor kapitaal te scharen.
Een nieuwe impuls is de laatste tijd merkbaar, waarbij jongeren actiever worden in bestaande bonden, het bestuur ambiëren, ambitieuze beleidsagenda’s en collectieve arbeidsovereenkomsten voordragen, de gang naar de arbeidsinstituten en de kortgedingrechter opzoeken en actief schudden aan de fundamenten en het decorum van het vakwezen. Een generatie aan leiders heeft bij de gewapende machten de weg gewezen door op de eerste plaats over de hele linie luisterend leiderschap te introduceren, onder leiding van de groep bij de Surinaamse Politiebond, steun richting de douanebond, en de beide initiatieven om de rechtspositie van militairen in verenigingsverband te bepleiten. Hun rijzende ster heeft de partijpolitiek bereikt op verrassende manieren en hoewel de schoen soms lijkt te wringen, is het vooral de ‘owru Su’ geweest die de landingsbaan voor de partijpolitieke ambities is geweest. Andersom zijn er personen die de partijpolitiek, althans partijpolitieke kandidatuur, vooralsnog laten voor wat het is, om bij de Organisatie van Bus- en Boothouders Schoolvervoer en de Werknemersbond bij Security Alliance het belang van de factor arbeid te bepleiten. De nieuwe impuls in het vakwezen is op deze manier een welkome afwisseling, omdat dit nieuwe leiderschap de taal van een jonger werknemersbestand spreekt, de communicatietechnieken beheerst, breed nadenkt over actiemodellen, kosten reserveert om deskundige juridische bijstand in te winnen, de groene tafel niet schuwt en zich niet makkelijk laat paaien of inpakken met archaïsche constructies zoals een ‘persstilte’, het ‘aanbieden van een petitie’, ‘gezamenlijke studies’ of presidentiële commissies en werkgroepen. De volgende evolutie onder deze bonden zou moeten zijn om de bestaande vakcentrales van vers bloed en fris leiderschap te voorzien, te overwegen nieuwe vakcentrales te organiseren, versterking van instituten na te streven en fondsenwerving en reserves aan de achterban voor te houden. Een krachtige werknemersvertegenwoordiging, met voldoende afstand tot de gevestigde orde is een betere gewetenssteun dan een individualistisch model waarbij de werkgever het laatst lacht, zoals het sinds het uitfaseren van de generatie ‘Derby’ soms het geval is geweest.