SEKSUEEL MOLEST, ZWIJGCULTUUR EN FALEN VAN RECHTSSTAAT

Sinds 2021 zijn er meerdere meldingen gedaan van seksueel grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer – van ministeries tot banken, van het SZF tot de krijgsmacht. De wijze waarop autoriteiten hiermee omgaan, legt een pijnlijke zwakte bloot in onze rechtsstaat: slachtoffers worden aan hun lot overgelaten, daders worden zelden vervolgd en instellingen beschermen hun reputatie vaker dan hun medewerkers. Mei 2021 markeert een onthutsend dieptepunt. Volgens een slachtoffer werd zij toen door het management van een grote handelsbank onder druk gezet om bewijsmateriaal tegen de CEO te vernietigen. In oktober 2021 volgde een aangifte van seksueel molest door drie vrouwelijke medewerkers van dezelfde bank bij politiepost Geyersvlijt. Opmerkelijk genoeg is de CEO, ondanks de aangiften en publieke ophef, anno 2025, nog steeds in functie. De zaak werd in maart 2022 publiekelijk bekend, nadat Dagblad De West verslag deed van een schrijven van de Raad van Commissarissen van de bank. De raad erkende toen, dat er gesprekken hadden plaatsgevonden met de CEO en dat er ‘passende maatregelen’ waren genomen. Wat die maatregelen precies inhielden, werd nooit duidelijk. Deze geheimhouding voedt de publieke indruk van klassenjustitie, waarbij invloedrijke personen worden beschermd en slachtoffers het nakijken hebben. In april 2022 werd de publieke druk opgevoerd door een open brief van prominente burgers, gericht aan het Openbaar Ministerie. Toch werd pas in juli 2022 duidelijk, dat het Openbaar Ministerie afzag van vervolging, zonder uitleg over de bewijsvoering. Transparantie bleef uit.

In februari 2025 gaf defensieminister Krishna Mathoera aan, dat ook bij haar ministerie meldingen waren van seksueel wangedrag. Zij ondernam wél actie: interne procedures werden aangescherpt, vertrouwenspersonen aangesteld. Dit is natuurlijk een mooi voorbeeld van een goede aanpak, maar haar eerlijkheid bracht iets schrijnends aan het licht: de Wet Geweld en Seksuele Intimidatie op de Werkvloer (2019), bedoeld ter bescherming van werkenden tegen seksuele intimidatie, geldt niet voor ambtenaren. Dit juridische vacuüm is zorgwekkend. Ambtenaren – die voor de staat werken – genieten dus niet dezelfde bescherming als werknemers in de private sector, terwijl uitgerekend in overheidsstructuren, er stelselmatig meldingen van intimidatie en machtsmisbruik worden gedaan. Daarmee handelt de staat niet alleen in strijd met het gelijkheidsbeginsel, maar voldoet ook niet aan internationale verdragsverplichtingen.  Daarbij is de overheid de grootste werkgever in ons land.  Het ministerie van Arbeid, Werkgelegenheid en Jeugdzaken, kaartte deze ongelijkheid niet aan, maar legde in een Arbeidstip (zie tekst bij foto rechts), wel uit, wat seksuele intimidatie is en wat je als slachtoffer kunt doen.  Hoe scheef is dat als wetgeving ontbreekt?

Suriname heeft de verklaring van het Committee on the Elimination of Discrimination Against Women (CEDAW) geratificeerd, die lidstaten verplicht stelt vrouwen te beschermen tegen seksuele intimidatie op het werk, ongeacht waar zij werken. In zijn Algemene Aanbeveling nr. 19, stelt CEDAW expliciet dat staten moeten zorgen voor wetgeving en klachtenprocedures die bescherming bieden aan alle werkenden. Suriname schendt die verplichting door ambtenaren hiervan uit te sluiten.

Internationale vergelijking

Andere landen hebben deze discrepantie al lang rechtgetrokken. In Nederland geldt de Wet Gelijke Behandeling en de Arbowet óók voor ambtenaren. Seksuele intimidatie op de werkvloer wordt beschouwd als een vorm van discriminatie én als een risico voor de arbeidsveiligheid. In Canada vallen ambtenaren onder de Public Service Employment Act, die streng toeziet op integriteit en bescherming tegen wangedrag. In Zuid-Afrika, waar machtsongelijkheid en gendergeweld alomtegenwoordig zijn, is seksuele intimidatie op de werkvloer strafbaar onder zowel arbeidswetgeving als het strafrecht. Werkgevers, inclusief de overheid, zijn verplicht om klachten serieus te onderzoeken en daders aan te pakken – zo niet, dan riskeren ze hoge boetes en reputatieschade.

In Suriname ontbreekt het niet alleen aan wetgeving, maar ook aan gespecialiseerde structuren. We hebben geen arbeidsinspectie met bevoegdheid tot onderzoek van intimidatie klachten, geen verplichte rapportageplicht voor ministeries, en geen sancties voor werkgevers die falen in hun zorgplicht. Bovendien ontbreekt een nationaal meldpunt waar slachtoffers veilig en anoniem terecht kunnen, zoals in landen als IJsland, Frankrijk of zelfs buurland Brazilië.

Rechtsstaat of façade?

Zolang onze wetgeving selectief beschermt, het Openbaar Ministerie zich verschuilt achter ‘onvoldoende bewijs’ zonder motivering, en politici zwijgen of bagatelliseren, kan niet gesproken worden van een robuuste rechtsstaat. Dat wordt pijnlijk duidelijk bij de recente zaak op het ministerie van TCT, waar in maart 2025, een medewerkster aangifte deed tegen de directeur wegens molest.

Ondanks de ernst van de beschuldiging en zijn aanhouding, is hij alweer op vrije voeten – zonder zicht op vervolging. Die willekeur ondermijnt het vertrouwen in justitie. In april 2022 weigerde de VHP-fractie een brief te ondertekenen, waarin aangedrongen werd op vervolging in de zaak betreffende de bank. Parlementariër Mahinder Jogi verklaarde toen, dat “dagelijks ergere dingen gebeuren, zoals verkrachtingen en roofovervallen”. Deze uitspraak bagatelliseert seksueel molest op de werkvloer en toont aan, hoe diep het onbegrip reikt over gendergerelateerd machtsmisbruik.

Suriname moet dringend zijn wetgeving herzien. Alle werknemers, inclusief ambtenaren, moeten onder de bescherming vallen van de anti-intimidatiewet. Het Openbaar Ministerie moet transparanter en proactiever optreden in zaken van seksueel geweld, vooral wanneer er sprake is van machtsongelijkheid. Instellingen moeten zich verplicht voelen interne klachtenprocedures publiekelijk te maken, inclusief resultaten. En er moet een onafhankelijke instantie komen – bij voorkeur bij de Nationale Ombudsman – waar slachtoffers hun stem kunnen laten horen.

Zolang dat niet gebeurt, blijft het systeem in dienst staan van wie macht heeft, niet van wie onrecht ervaart. Dan blijft gerechtigheid een privilege, geen recht. En zolang dat het geval is, blijft het vertrouwen van burgers in de rechtsstaat terecht wankel.

More
articles